2-22
DETECTIE VAN TACHYARITMIE
VENTRICULAIRE DETECTIE
Onset
De verfijning Onset onderscheidt fysiologische sinustachycardieën die gewoonlijk langzaam
beginnen van pathologische tachycardieën die doorgaans abrupt beginnen. Het meet de
transitiefrequentie in het ventriculaire ritme van trage frequenties tot tachycardie. Als de
frequentie geleidelijk stijgt, kan het apparaat ventriculaire therapie inhiberen in de laagste
tachycardiefrequentiezone.
Als aan een detectievenster wordt voldaan, berekent de pulsgenerator in twee stadia of er
sprake is van een plotselinge Onset.
•
In stadium 1 worden de ventriculaire intervallen vóór het begin van de episode gemeten
en wordt gezocht naar het paar opeenvolgende intervallen (omslagpunt) waarbinnen de
verandering van de cyclusduur het grootst is. Als de toename in cycluslengte gelijk aan of
groter is dan de geprogrammeerde Onsetwaarde, wordt de plotselinge Onset in stadium 1
als abrupt ingedeeld.
•
In stadium 2 worden verdere intervallen vergeleken. Als het verschil tussen het gemiddelde
interval voor het omslagpunt en 3 van de 4 eerste intervallen na het omslagpunt gelijk zijn
aan of groter zijn dan de geprogrammeerde Onsetdrempel, wordt de plotselinge Onset in
stadium 2 als abrupt ingedeeld.
Als beide fasen het ritme als abrupt indelen, start de therapie. Als de onset in één van beide
stadia geleidelijk verloopt, wordt initiële ventriculaire therapie in de laagste zone geïnhibeerd.
Therapie zal niet geïnhibeerd worden door Onset als:
•
De frequentie stijgt tot in een hogere ventriculaire zone
•
Uit informatie van de atriale lead blijkt dat de RV-frequentie hoger is dan de atriale frequentie
(V-frequentie > A-frequentie op Aan geprogrammeerd)
•
De SRD-teller loopt af
Onset wordt uitsluitend gemeten aan de hand van RV-intervallen. Het kan geprogrammeerd
worden als een percentage van de cycluslengte of als een intervallengte (in ms). Deze verfijning
is enkel beschikbaar in de laagste zone van een multi-zone configuratie. De geselecteerde
Onset waarde geeft het kleinste verschil aan dat er moet zijn tussen intervallen boven en onder
de laagst geprogrammeerde frequentiedrempel. De pulsgenerator berekent de Onset (zelfs
wanneer de functie op Uit geprogrammeerd is) voor alle episodes, behalve geïnduceerde
episodes of episodes op commando. De gemeten Onsetresultaten van een tweefasen
berekening worden opgeslagen in therapiehistorie. Deze opgeslagen gegevens kunnen gebruikt
worden voor het programmeren van een geschikte Onsetwaarde.
Sustained Rate Duration (SRD)
Sustained Rate Duration maakt het mogelijk de geprogrammeerde ventriculaire therapie af
te geven als een tachycardie langer dan een geprogrammeerde tijd na afloop van de Duur
aanhoudt, maar de geprogrammeerde therapie-inhibitoren (A Fib frequentiedrempel, Onset en/of
Stability) aangeven dat de therapie tegengehouden moet worden (Figuur 2-21 op pagina 2-23).