Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

REFERENTIEGIDS
PUNCTUA
NE ICD
IMPLANTEERBARE CARDIOVERTER HIGH
ENERGY DEFIBRILLATOR
REF F050, F051, F052, F053
ICD, PUNCTUA

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Boston Scientific PUNCTUA ICD

  • Pagina 1 REFERENTIEGIDS ™ ™ PUNCTUA ICD, PUNCTUA NE ICD IMPLANTEERBARE CARDIOVERTER HIGH ENERGY DEFIBRILLATOR REF F050, F051, F052, F053...
  • Pagina 3 OVER DEZE HANDLEIDING Deze lijn van implanteerbare cardioverter defibrillators (ICD’s) omvat zowel één- als tweekamerpulsgenerators die ventriculaire tachyaritmietherapie, bradycardiestimulatie en een verscheidenheid aan diagnostische hulpmiddelen leveren. De organisatie van de handleidingen die worden meegeleverd bij de pulsgenerators van Boston Scientific is veranderd. Systeemgidsen zijn vervangen door Referentiegidsen en de Technische Handleiding voor de Arts is uitgebreid.
  • Pagina 4 Atriale Tachyrespons Atrioventriculair Burst-cycluslengte BPEG British Pacing and Electrophysiology Group Cardiopulmonale Resuscitatie Defibrillatiedrempel Elektronische Bewakingsapparatuur Elektrocardiogram Ejectiefractie Elektrogram Elektromagnetische interferentie Elektrofysiologie; Elektrofysiologisch High Energy Implanteerbare Cardioverter Defibrillator Basisfrequentie Myocardinfarct Maximale Stimulatiefrequentie Magnetic Resonance Imaging Maximale Sensorfrequentie Maximale trackingfreq. (Maximale Trackingfrequentie) NASPE North American Society of Pacing and Electrophysiology Normaal Sinusritme...
  • Pagina 5: Inhoudsopgave

    INHOUDSTABEL DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN..........HOOFDSTUK 1 ZOOM LATITUDE programmeringsysteem................Softwareterminologie en navigatie ..................Hoofdscherm........................PRM-modusindicator ..................... ECG-/EGM-weergave ....................Knoppenbalk ........................Tabbladen ........................Knoppen......................... Pictogrammen........................ Veelvoorkomende objecten.................... Gebruik van kleur......................Demonstratiemodus ......................Communiceren met de Pulsgenerator.................. ZIP Telemetrie........................ Een telemetriesessie met programmeerkop starten ............Een ZIP telemetriesessie starten ...................
  • Pagina 6 TACHYARITMIETHERAPIE....................HOOFDSTUK 3 Ventriculaire Therapie......................Voorschrift voor Ventriculaire Therapie ................Keuze van Ventriculaire Therapie .................. Ventriculaire redetectie na ventriculaire therapieafgifte ..........Ventriculaire redetectie na ventriculaire ATP-therapie ........... Ventriculaire redetectie na ventriculaire shocktherapie..........Antitachycardie-stimulatie: therapieën en parameters ............Burstparameters ......................Koppelingsinterval en Koppelingsintervalafname ............Burst-cycluslengte (BCL) .....................
  • Pagina 7 Frequentiehysterese ....................4-26 Rate Smoothing ......................4-26 Een voorbeeld van Rate Smoothing voor een Tweekamer trackingmodus ....4-28 Leadconfiguratie ......................... 4-29 AV-interval .......................... 4-29 Gestimuleerd AV-interval ..................... 4-30 Gedetecteerd AV-interval ..................... 4-31 AV-search+........................4-32 Refractaire periode ......................4-33 A-refractair - PVARP ....................4-34 A refractaire periode - zelfde kamer................
  • Pagina 8 Tijdelijke EF-modus......................EF-testscherm........................ Inductiemethodes ......................... VFib-inductie ........................Shock op T-inductie ....................... Ventriculaire back-upstimulatie tijdens atriale EF-testen ..........Geprogrammeerde Elektrische Stimulatie (PES)............50 Hz/handm. burststimulatie ..................Therapiemethodes op Commando ..................Shock op Commando ....................ATP op Commando......................PROGRAMMEERBARE OPTIES ..................BIJLAGE A INTERACTIE MET PACEMAKERS ..................
  • Pagina 9: De Programmer/Recorder/Monitor Gebruiken

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN HOOFDSTUK 1 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "ZOOM LATITUDE programmeringsysteem" op pagina 1-2 • "Softwareterminologie en navigatie" op pagina 1-2 • "Demonstratiemodus" op pagina 1-7 • "Communiceren met de Pulsgenerator" op pagina 1-7 •...
  • Pagina 10: Zoom Latitude Programmeringsysteem

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN ZOOM LATITUDE PROGRAMMERINGSYSTEEM ZOOM LATITUDE PROGRAMMERINGSYSTEEM Het ZOOM LATITUDE programmeringsysteem is het externe gedeelte van het pulsgeneratorsysteem en bestaat uit: • Programmer/Recorder/Monitor (PRM) model 3120 • ZOOMVIEW softwareapplicatie model 2868 • Telemetrische programmeerkop accessoire model 6577 De ZOOMVIEW software biedt geavanceerde programmering van het apparaat en technologie voor het monitoren van patiënten.
  • Pagina 11: Prm-Modusindicator

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN SOFTWARETERMINOLOGIE EN NAVIGATIE Naam van de patiënt PRM-modusindicator Naam van het apparaat Knop Details ECG-/EGM- weergave Tabbladen Type apparaat Knoppenbalk Figuur 1-1. Hoofdscherm PRM-modusindicator De PRM modusindicator wordt bovenaan het scherm getoond om de huidige operationele modus van de PRM aan te geven. Patiënt: geeft aan dat de PRM gegevens toont die verkregen werden als gevolg van communicatie met het apparaat.
  • Pagina 12: Knoppenbalk

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN SOFTWARETERMINOLOGIE EN NAVIGATIE • Real-time EGM’s worden uitgezonden van de stimulatie-/detectie- of shockelektrodes en worden vaak gebruikt om de integriteit van het leadsysteem te beoordelen en te helpen bij het vaststellen van fouten zoals leadbreuken, isolatiebreuken of losraken van de lead. Real-time EGM’s kunnen alleen worden weergegeven als de pulsgenerator opgevraagd wordt.
  • Pagina 13: Tabbladen

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN SOFTWARETERMINOLOGIE EN NAVIGATIE Tabbladen Aan de hand van de tabbladen kunt u PRM-opdrachten selecteren, zoals overzichtsgegevens bekijken of apparaatinstellingen programmeren. Wanneer u een tabblad selecteert, zal het verwante scherm weergegeven worden. Vele schermen bevatten bijkomende tabbladen, waarmee u toegang krijgt tot meer gedetailleerde instellingen en informatie. Knoppen Er bevinden zich knoppen op schermen en dialoogvensters in de volledige applicatie.
  • Pagina 14: Veelvoorkomende Objecten

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN SOFTWARETERMINOLOGIE EN NAVIGATIE Actiepictogrammen Uitvoeren: de pulsgenerator zal een handeling uitvoeren. Hold: de programmer zal een handeling pauzeren. Doorgaan: de programmer zal doorgaan met een handeling. Schuifbalkpictogrammen Horizontale schuifbalk: geeft aan dat een schuifbalkje aangeklikt kan worden en naar links of rechts gesleept kan worden.
  • Pagina 15: Gebruik Van Kleur

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN DEMONSTRATIEMODUS Gebruik van kleur Kleuren en symbolen worden gebruikt om de nadruk te leggen op knoppen, icoontjes en andere objecten en bepaalde soorten informatie. Het gebruik van specifieke kleurconventies en symbolen is bedoeld om een meer consistente gebruikerservaring te leveren en het programmeren te vereenvoudigen.
  • Pagina 16: Zip Telemetrie

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN COMMUNICEREN MET DE PULSGENERATOR Nadat de communicatie met de programmeerkop tot stand is gebracht, kunnen bepaalde pulsgeneratormodellen ZIP-telemetrie zonder programmeerkop (tweewegs RF-communicatie) gebruiken om te communiceren met de PRM. Telemetrie is vereist voor: • Commando’s vanuit het PRM-systeem te geven, zoals: –...
  • Pagina 17: Een Telemetriesessie Met Programmeerkop Starten

    DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN COMMUNICEREN MET DE PULSGENERATOR Een telemetriesessie met programmeerkop starten Volg deze procedure om een telemetrische verbinding met programmeerkop tot stand te brengen: 1. Zorg ervoor dat de telemetrische programmeerkop verbonden is met het PRM-systeem en beschikbaar is gedurende de gehele sessie. 2.
  • Pagina 18 1-10 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN COMMUNICEREN MET DE PULSGENERATOR sessie niet kunnen starten; in dit geval zal er een verbinding met programmeerkop moeten tot stand gebracht worden. De PRM informeert u als ZIP telemetrie niet beschikbaar is, omdat er andere sessies aan de gang zijn.
  • Pagina 19 1-11 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN COMMUNICEREN MET DE PULSGENERATOR programmeerkop. De functionaliteit van het apparaat of de therapie zullen gedurende deze periode niet onderbroken worden. OPMERKING: Wanneer zowel ZIP telemetrie als telemetrie met programmeerkop worden gebruikt (bijvoorbeeld bij het overschakelen van ZIP telemetrie naar telemetrie met programmeerkop bij de aanwezigheid van interferentie), zal de pulsgenerator, indien mogelijk, met de programmer communiceren door middel van ZIP telemetrie.
  • Pagina 20: Handmatig Programmeren

    1-12 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN HANDMATIG PROGRAMMEREN HANDMATIG PROGRAMMEREN De handmatige bedieningsopties voor programmeren zoals vervolgkeuzemenu’s en menu’s zijn beschikbaar om de programmeerinstellingen van de pulsgenerator individueel af te passen. De handmatige bedieningsopties voor programmeren bevinden zich op het tabblad Overzicht Instellingen, waartoe u toegang heeft op het tabblad Instellingen door de knop Overzicht Instellingen op het tabblad Instellingen te selecteren.
  • Pagina 21: Stat Pace

    1-13 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN STAT PACE 1. Als u nog geen sessie hebt gestart, plaats dan de telemetrische programmeerkop binnen bereik van de pulsgenerator. 2. Druk op de toets STAT SHOCK. Er zal een mededelingenvenster verschijnen met informatie over de shock en instructies voor het toedienen van de shock. 3.
  • Pagina 22: Gegevensbeheer

    1-14 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN GEGEVENSBEHEER Tabel 1-2. STAT PACE-parameterwaarden (vervolg) Parameter Waarden Gestim. refractaire periode 250 ms Post-shock stimulatie GEGEVENSBEHEER Het PRM-systeem biedt u de mogelijkheid patiënt- en pulsgeneratorgegevens te bekijken, af te drukken, op te slaan of op te vragen. Dit onderdeel beschrijft de beheermogelijkheden van PRM-gegevens.
  • Pagina 23: Apparaatgeheugen

    1-15 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN VEILIGHEIDSMODUS • Alles opslaan: hiermee kunt u pulsgeneratorgegevens opslaan op diskette (diskette moet in het station aanwezig zijn) of op de harde schijf van de PRM (als er geen diskette wordt gevonden). Gegevens die opgeslagen worden op diskette kunnen worden opgevraagd door middel van de optie Diskette lezen die hierboven wordt beschreven.
  • Pagina 24: Back-Uppacemaker

    1-16 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN VEILIGHEIDSMODUS de centrale verwerkingseenheid (CPU) van de pulsgenerator, waaronder de microprocessor, programmeercode en het systeemgeheugen. Safety Core functioneert onafhankelijk met behulp van minimale hardware (d.w.z. unipolaire leadconfiguratie) en fungeert als een back-up voor deze componenten. Safety Core monitort het apparaat eveneens tijdens normale stimulatie; als er geen normale stimulatie plaatsvindt, levert Safety Core escape-stimulatie en wordt het systeem gereset.
  • Pagina 25 1-17 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN VEILIGHEIDSMODUS • Shockpolariteit: initieel • Shockgolfvorm: bifasisch • Shockvector: V-TRIAD Applicatie van een magneet zal therapie onmiddellijk inhiberen, hoewel het laden kan doorgaan. Nadat de magneet gedurende 1 seconde werd opgelegd, wordt de therapie afgebroken en wordt detectie geïnhibeerd.
  • Pagina 26 1-18 DE PROGRAMMER/RECORDER/MONITOR GEBRUIKEN VEILIGHEIDSMODUS...
  • Pagina 27: Detectie Van Tachyaritmie

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE HOOFDSTUK 2 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "Apparaatmodus" op pagina 2-2 • "Frequentiedetectie" op pagina 2-3 • "Ventriculaire detectie" op pagina 2-5...
  • Pagina 28: Apparaatmodus

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE APPARAATMODUS APPARAATMODUS Met de Apparaatmodus kunt u het apparaat instellen om de gewenste therapie en detectie af te geven. Ventriculaire Tachymodus De Ventriculaire Tachymodus beheert de beschikbaarheid van de detectie-en therapiefuncties in het ventrikel (Tabel 2-1 op pagina 2-2). U kunt de Ventriculaire Tachymodus op de volgende modi programmeren: •...
  • Pagina 29: Frequentiedetectie

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE FREQUENTIEDETECTIE het Uit gedurende Elektrocauterisatiebescherming. Als het eenmaal wordt geactiveerd, vereist Elektrocauterisatiebescherming geen continue telemetrische verbinding om actief te blijven. Nadat Elektrocauterisatiebescherming is geannuleerd, zullen de volgende modi terugschakelen naar de voorgaande geprogrammeerde instellingen: • Ventriculaire Tachymodus •...
  • Pagina 30: Ventriculaire Frequentiedrempels En -Zones

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE FREQUENTIEDETECTIE • 85 ms atriale refractaire periode na een atriaal gedetecteerd event • 150 ms atriale refractaire periode na een atriale stimulatie in de DDD(R)- en DDI(R)-modi • 135 ms RV refractaire periode gevolgd door een RV gedetecteerd event •...
  • Pagina 31: Ventriculaire Detectie

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE De pulsgenerator zal reageren op atriale detectie, ongeacht of er een atriale lead werd geïmplanteerd. Er kunnen zich klinische situaties voordoen waarin atriale leadinformatie niet nuttig is (bijvoorbeeld chronisch atriumfibrilleren, defecte of losgeraakte atriale lead, plug in de atriale poort).
  • Pagina 32: Beoordelingsmethoden Voor Ventriculaire Detectieverfijningen

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE De pulsgenerator begint met ventriculaire therapie wanneer aan de detectiecriteria is voldaan. Dit is het geval wanneer aan al de volgende voorwaarden is voldaan: • Er wordt aan een detectievenster van een ventriculaire zone wordt voldaan en deze situatie blijft gedurende de gehele Duur in stand •...
  • Pagina 33: Ventriculaire Redetectie

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Tabel 2-4. Onset/Stability ritmediscriminatie per zone beschikbaar (vervolg) VT-1 zone VT zone VF zone 2-zoneconfiguratie Atriale tachyaritmie Geen Sinustachycardie Polymorfe VT 2-zoneconfiguratie (zone met Monitor) Geen Geen 1-zoneconfiguratie Geen a. Polymorfe VT-discriminatie is enkel beschikbaar in de VT zone. b.
  • Pagina 34: Ventriculaire Post-Shock Detectieverfijningen

    DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Ventriculaire Post-shock Detectieverfijningen Als de volgende ventriculaire post-shockdetectieverfijningen op Aan geprogrammeerd zijn, zullen ze in werking treden na de Post-shockduur: • Post-shock V-frequentie > A-frequentie • Post-shock AFib-frequentiedrempel • Post-shock Stability • Post-shock SRD Alle post-shock detectieverfijningen doen hetzelfde als de corresponderende Initiële detectieverfijningen.
  • Pagina 35 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE De pulsgenerator bereidt zich voor op een mogelijke episode wanneer er 3 opeenvolgende snelle intervallen worden geteld. Als 8 van de 10 intervallen als snel worden ingedeeld, is er aan dit venster voldaan en wordt een episode verklaard. Dit blijft het geval zolang er ten minste 6 van de 10 intervallen als snel worden ingedeeld.
  • Pagina 36 2-10 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE De Duurparameter De Duurparameter is een teller die meet hoe lang een ritme in elke zone moet aanhouden voordat therapie wordt afgegeven. Een Duurteller begint op het moment dat voldaan werd aan het bijhorende detectievenster. Na iedere hart cyclus wordt de geprogrammeerde Duur gecontroleerd om te zien of deze al is bereikt.
  • Pagina 37 2-11 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Er wordt niet langer voldaan aan het VT-detectievenster; minder dan 6 van de 10 intervallen worden als snel gezien. Rechterventrikel 8 van de 10 intervallen moeten als snel ingedeeld worden VT gedetecteerd VT-duur 1-30 seconden om VT-duur opnieuw te starten.
  • Pagina 38 2-12 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Aan VF-venster blijft niet voldaan. Aan VF-venster voldaan. Niet voldaan aan VF-duur. VF-duur start. Aan VT-detectie voldaan. VF gedetecteerd VF-duur 1 sec. VT-duur 5 sec. VT gedetecteerd Laden Aan VT-venster voldaan. VT-duur loopt af. Niet aan detectie voldaan VT-duur start.
  • Pagina 39 2-13 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Genegeerd Genegeerd Shock Shock Zoek naar reeks waarin Detectie van 8 snelle 8 van de 10 intervallen snel is Laden intervallen 3 sec. Laden Aan Initiële Start Redetectie Start Post-shockduur loopt af. Start Redetectie Detectie voldaan Post-shockduur Aan detectie voldaan.
  • Pagina 40 2-14 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE OPMERKING: De episode wordt onmiddellijk beëindigd als de Tachymodus opnieuw wordt geprogrammeerd, een poging wordt ondernomen tot een inductiemethode of leadtest voordat de Einde-episode-teller afloopt, of de parameters voor ventriculaire detectie of ventriculaire therapie opnieuw worden geprogrammeerd. Koppelings- interval Aan detectievenster...
  • Pagina 41 2-15 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Rechterventrikel Ventriculaire frequentie blijft snel. Aan detectievenster wordt niet voldaan. Aan detectievenster Shock Shock wordt voldaan. 30 sec. Laden Start Einde- Post-shockduur Er is voldaan aan Einde-episode loopt af. Einde-episode teller episode teller. begint te lopen. detectie.
  • Pagina 42 2-16 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE • Met SRD kan de pulsgenerator de beslissing van de parameters Stability, Onset en/of A Fib frequentiedrempel om ventriculaire therapie te inhiberen negeren als de hoge frequentie tijdens de gehele geprogrammeerde periode blijft bestaan. Tabel 2-7.
  • Pagina 43 2-17 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Tabel 2-9. Nominale waarden voor initiële detectie- en redetectieverfijningen Onset/Stability Atriumtachyaritmie- Discriminatie sinustachy- Parameter discriminatie cardie Polymorfe VT-discriminatie – – V-frequentie > A-frequentie (uitsluitend bij tweekamermo- dellen) – – – – A Fib frequentiedrempel (uitslui- 170 min tend bij tweekamermodellen) –...
  • Pagina 44 2-18 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Aantal Intervallen Intervallen in ms Atrium Bereken de som van de atriale intervallen. Gemiddelde ventriculaire Gemiddelde = 600 ms = 100 min (bpm). frequentie (150 min [bpm]) is minimum 10 bmp hoger dan de gemiddelde atriale frequentie (100 min [bpm]), dus therapie Bereken de som van de 10 recentste ventriculaire...
  • Pagina 45 2-19 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE • Het ventriculaire ritme wordt stabiel • Indien op Aan geprogrammeerd, is V-frequentie > A-frequentie waar • SRD loopt af Slechts 3 van de 10 intervallen zijn groter dan de AFib- frequentiedrempel 4 van de 10 >...
  • Pagina 46 2-20 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Tabel 2-10. Combinaties van AFib-frequentiedrempel en Stability en de daaruit voortvloeiende therapie Gedetecteerd Ventriculair Ritme Therapiebeslissing Instabiel, A > AFib-frequentiedrempel Inhiberen Stabiel, A > AFib-frequentiedrempel Behandelen Instabiel, A < AFib-frequentiedrempel Behandelen Behandelen Stabiel, A < AFib-frequentiedrempel a.
  • Pagina 47 2-21 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE • De SRD afloopt (als deze op Aan is geprogrammeerd) Er wordt niet altijd met ventriculaire therapie gestart als er niet langer geïnhibeerd wordt bij Stability. Therapie kan verder geïnhibeerd worden bij andere geprogrammeerde detectieverfijningen, zoals Onset (als de beoordelingsmethode voor de detectieverfijning Onset/Stability ingeschakeld is).
  • Pagina 48 2-22 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Onset De verfijning Onset onderscheidt fysiologische sinustachycardieën die gewoonlijk langzaam beginnen van pathologische tachycardieën die doorgaans abrupt beginnen. Het meet de transitiefrequentie in het ventriculaire ritme van trage frequenties tot tachycardie. Als de frequentie geleidelijk stijgt, kan het apparaat ventriculaire therapie inhiberen in de laagste tachycardiefrequentiezone.
  • Pagina 49 2-23 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Duur = 5 seconden Evalueer de geprogrammeerde SRD = 30 seconden detectieverfijningen. Als de verfijningen Ga door met de analyse aangeven dat er therapie moet van detectieverfijningen SRD loopt af. Als de detectieverfijningen geïnhibeerd worden, start de SRD-teller; gedurende de volledige Geef therapie af.
  • Pagina 50 2-24 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Tabel 2-11. Combinaties van AFib-frequentiedrempel, Stability en Onset en de daaruit voortvloeiende ventriculaire therapie (vervolg) Gedetecteerd Ventriculair Ritme Therapiebeslissing Geleidelijk, Stabiel, A > AFib- Behandelen frequentiedrempel Geleidelijk, Stabiel, A < AFib- Inhiberen frequentiedrempel Acuut, Stabiel, A > AFib-frequentiedrempel Behandelen Acuut, Stabiel, A <...
  • Pagina 51 2-25 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE Tabel 2-12. Combinaties van Onset en Stability en de daaruit voortvloeiende therapie (vervolg) a b c Detectieritme Combinaties Onset En Stability Combinatie Onset Of Stability Plotseling, instabiel Inhiberen Behandelen Plotseling, stabiel Behandelen Behandelen a. Als het gedetecteerde ventriculaire ritme wijzigt, wordt de correcte, overeenkomstige rij in de tabel geëvalueerd. b.
  • Pagina 52 2-26 DETECTIE VAN TACHYARITMIE VENTRICULAIRE DETECTIE...
  • Pagina 53 TACHYARITMIETHERAPIE HOOFDSTUK 3 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "Ventriculaire Therapie" op pagina 3-2 • "Antitachycardie-stimulatie: therapieën en parameters" op pagina 3-7 • "Ventriculaire shocktherapie en parameters" op pagina 3-14...
  • Pagina 54: Ventriculaire Therapie

    TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE THERAPIE VENTRICULAIRE THERAPIE De pulsgenerator kan de volgende soorten therapie afgeven om VT of VF te beëindigen: • Antitachycardie-stimulatie (ATP) • Cardioversie-/defibrillatie-shocks ATP-stimulatieschema’s bestaan uit bursts van stimulatiepulsen die worden afgegeven tussen de ventriculaire stimulatie-/detectie-elektroden. Shocks bestaan uit bifasische hoogspanningspulsen die via de shockelektrodes synchroon met de gedetecteerde hart activiteit worden afgegeven.
  • Pagina 55 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE THERAPIE • Elk ventriculair ATP-schema (dat uit meerdere bursts kan bestaan) kan tijdens een ventriculaire episode slechts eenmaal worden afgegeven. • Per ventriculaire episode kunnen er maximaal 8 shocks worden afgegeven. De eerste 2 shocks zijn programmeerbaar. De volgende niet-programmeerbare maximale-energieshocks zijn beschikbaar in elke zone: –...
  • Pagina 56 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE THERAPIE OPMERKING: In de VT-1-zone van een 3-zone configuratie of een VT-zone van een 2-zone configuratie kunnen één of twee ATP-schema’s als enige therapie geprogrammeerd worden, waarbij alle shocks in de laagste zone op Uit geprogrammeerd zijn. Als met deze stimulatie schema’s geen einde wordt gemaakt aan een in de VT-1-zone gedetecteerde aritmie, wordt tijdens deze episode geen verdere therapie afgegeven, tenzij de frequentie in een hogere zone wordt gedetecteerd.
  • Pagina 57: Ventriculaire Redetectie Na Ventriculaire Therapieafgifte

    TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE THERAPIE Dit is de derde shock, omdat er al twee programmeer- bare shocks zijn afgegeven. Zone ATP1 ATP2 Shock 1 Shock 2 Overige shocks 11 J max max 1,1 J Burst Scan VT-1 Burst Ramp Als het ritme vertraagt tot de VT-1-zone, wordt geen ATP2 in de VT-1-zone afgegeven, omdat in de VT-zone al een shock was afgegeven.
  • Pagina 58: Ventriculaire Redetectie Na Ventriculaire Atp-Therapie

    TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE THERAPIE Ventriculaire redetectie na ventriculaire ATP-therapie Ventriculaire redetectie na ventriculaire ATP-therapie bepaalt of een aritmie beëindigd werd. Wanneer een ventriculair ATP-schema wordt afgegeven, monitort de pulsgenerator de hartfrequentie na elke burst en gebruikt ventriculaire detectievensters (waarin wordt gekeken of 8 van de 10 intervallen snel zijn) en van de Ventriculaire Redetectieduur om vast te stellen of de aritmie voorbij is.
  • Pagina 59: Antitachycardie-Stimulatie: Therapieën En Parameters

    TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS Indien alle voor een episode beschikbare shocks zijn afgegeven, is er pas verdere therapie beschikbaar als de pulsgenerator gedurende 30 seconden een frequentie, lager dan de laagste frequentiegrens monitort, en de episode beëindigd is verklaard. ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS Antitachycardie-stimulatie (ATP) therapie en parameters zorgen ervoor dat de puls generator de volgende snelle ritmes onderbreekt door het afgegeven van een reeks nauwkeurig getimede...
  • Pagina 60: Burstparameters

    TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS Burstparameters Een burst is een reeks nauwkeurig getimede stimulatiepulsen die afgegeven worden door de pulsgenerator tijdens ATP-therapie. Door het programmeren van burstparameters, kunt u de ATP-therapie voor de patiënt optimaliseren. Alle ATP-schema’s hebben verschillende parameters gemeen. Naast het soort schema (Uit, Burst, Ramp, Scan, Ramp/Scan) kunnen de volgende burst parameters geprogrammeerd worden (Figuur 3-9 op pagina 3-8): •...
  • Pagina 61 TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS • Vast interval, waarbij de timing in absolute tijd (ms) is aangegeven, onafhankelijk van de gemeten gemiddelde frequentie Bij adaptieve programmering past het Koppelingsinterval zich aan het ritme van de patiënt aan, op basis van een over vier cycli berekend gemiddelde (Figuur 3-10 op pagina 3-9). De Koppelingsintervalafname kan zodanig worden geprogrammeerd dat het Koppelingsinterval binnen een meervoudig burstschema van burst tot burst afneemt (Figuur 3-11 op pagina 3-9).
  • Pagina 62: Burst-Cycluslengte (Bcl)

    3-10 TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS • Wanneer het Koppelingsinterval adaptief wordt geprogrammeerd, past het Koppelingsinterval zich na redetectie niet opnieuw aan als de volgende opties op Aan zijn geprogrammeerd (groter dan nul): – Koppelingsintervalafname: de grootte van de afname bepaalt de timing van de eerste puls in de volgende bursts –...
  • Pagina 63: Rampschema

    3-11 TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS Koppelings- Koppelings- interval interval Gemiddelde van 4 cycli = 420 ms Gemiddelde van 4 cycli = 400 ms BCL = 75 % Burst Burst 420 ms x 0,75 = 315 ms 400 ms x 0,75 = 300 ms De eerste BCL van een burst wordt berekend door vóór afgifte van de eerste stimulatiepuls van de burst het gemiddelde van 4 cycli te vermenigvuldigen met het BCL percentage.
  • Pagina 64: Ramp-/Scanschema

    3-12 TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS geprogrammeerd wordt op 0 ms. De BCL van een iedere volgende bursts wordt bepaald door de Scanafname van de BCL van de vorige burst af te trekken (Figuur 3-14 op pagina 3-12). Initiële BCL wordt bepaald en daarna wordt de Scanafname BCL van vorige Burst wordt vastgesteld en daarna wordt opnieuw toegepast op de volgende burst de Scanafname opnieuw toegepast op de volgende burst...
  • Pagina 65: Atp-Pulsduur En Atp-Amplitude

    3-13 TACHYARITMIETHERAPIE ANTITACHYCARDIE-STIMULATIE: THERAPIEËN EN PARAMETERS ATP-pulsduur en ATP-amplitude De ATP-pulsduur is de duur van een stimulatiepuls. De ATP-amplitude refereert aan het voorste-flankvoltage van een stimulatiepuls. De parameters voor ATP-pulsduur en ATP-amplitude delen dezelfde waarde als Pulsduur en Amplitude voor post-therapie stimulatie. Als de programmeerbare waarde gewijzigd wordt voor één parameter, zal die waarde weegegeven worden voor de andere parameters.
  • Pagina 66: Ventriculaire Shocktherapie En Parameters

    3-14 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE SHOCKTHERAPIE EN PARAMETERS Als er drie zones worden geprogrammeerd, kunt u de instellingen van de ATP-time-out in de twee laagste ventriculaire zones programmeren (Figuur 3-17 op pagina 3-14). Geprogrammeerde therapie voor lagere zones: VF-zone VT-1 ATP-time-out = 40 s VT ATP-time-out = 30 s Redetectie ATP is geprogrammeerd in VT-1- en VT-zones.
  • Pagina 67: Laadtijd

    3-15 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE SHOCKTHERAPIE EN PARAMETERS Het niveau van energieafgifte blijft de gehele levensduur van de pulsgenerator constant, ongeacht veranderingen in leadimpedantie of batterijspanning. De energieafgifte wordt constant gehouden door de pulsduur te variëren, waarmee wordt gecorrigeerd voor eventuele veranderingen in de leadimpedantie. De eerste twee shocks in elke ventriculaire zone kunnen geprogrammeerd worden om de laadtijd, levensduur en veiligheidsmarges te optimaliseren.
  • Pagina 68: Polariteit Van Golfvorm

    3-16 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE SHOCKTHERAPIE EN PARAMETERS Polariteit van Golfvorm Golfvormpolariteit laat de relatie zien tussen de leading edge-spanningen op de defibrillerende outputelektrodes. Alle shocks worden afgegeven met een bifasische golfvorm. De piekshockspanning (V1) is 750 V bij 41 J, 535 V bij 21 J en 37 V bij 0,1 J (Figuur 3-18 op pagina 3-16).
  • Pagina 69 3-17 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE SHOCKTHERAPIE EN PARAMETERS wordt er bepaald of er ventriculaire shocktherapie moet worden afgegeven; het soort therapie wordt er niet door beïnvloed. Ventriculaire shocktherapie kan op committed of non-committed worden geprogrammeerd. Als de functie Committed Shock op Aan geprogrammeerd staat, vindt afgifte van de shock synchroon plaats met de eerste gedetecteerde R-golf na een vertraging van 500 ms na het laden van de condensatoren, ongeacht of de aritmie aanhoudend is of niet (Figuur 3-20 op pagina 3-17).
  • Pagina 70 3-18 TACHYARITMIETHERAPIE VENTRICULAIRE SHOCKTHERAPIE EN PARAMETERS de shock afgegeven is, kan het herbevestigingsalgoritme weer gebruikt worden (Figuur 3-21 op pagina 3-18). Intervallen worden gemeten en vergeleken met de laagste frequentiegrens. Intervallen worden gemeten Als 2 van de 3 intervallen langzaam zijn, wordt de shock niet afgegeven. tijdens het laden.
  • Pagina 71: Stimulatie Therapieën

    STIMULATIE THERAPIEËN HOOFDSTUK 4 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "Stimulatie therapieën" op pagina 4-2 • "Basisparameters" op pagina 4-2 • "Post-therapie Stimulatie" op pagina 4-12 • "Tijdelijke bradystimulatie" op pagina 4-13 • "Frequentieadapterende stimulatie en sensortrending" op pagina 4-13 •...
  • Pagina 72: Basisparameters

    STIMULATIE THERAPIEËN STIMULATIE THERAPIEËN STIMULATIE THERAPIEËN Eenkamer-ICD’s bieden ventriculaire bipolaire (stimulatie/detectie) normale en post-therapie bradycardiestimulatie, met inbegrip van frequentieadapterende modi. Tweekamer-ICD’s bieden atriale en ventriculaire bipolaire (stimulatie/detectie) normale en post-therapie bradycardiestimulatie, met inbegrip van frequentieadapterende modi. De functie bradycardiestimulatie is onafhankelijk van de tachycardie-detectie en -therapiefuncties van het apparaat, met uitzondering van de detectie per interval.
  • Pagina 73: Brady Mode

    STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS selectie verhindert of de gebruiker aangeeft om met voorzichtigheid verder te gaan ("Gebruik van kleur" op pagina 1-7). Brady mode Bradymodi bieden programmeerbare opties die helpen bij het individualiseren van de therapie voor de patiënt. Deze pulsgenerator bevat stimulatiemodi die vermeld staan in de bijlage met Programmeerbare opties.
  • Pagina 74: Basisfrequentie (Lrl)

    STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS Atriale stimulatiemodi In de modi DDD(R), DDI(R) en AAI(R) kan atriumstimulatie ineffectief zijn als er sprake is van chronisch atriumfibrilleren of flutter of van een atrium dat niet reageert op elektrische stimulatie. Bovendien kunnen klinisch significante geleidingsstoornissen een contra-indicatie voor atriumstimulatie vormen.
  • Pagina 75: Maximale Trackingfreq. (Maximale Trackingfrequentie) (Mtr)

    STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS Maximale trackingfreq. (Maximale Trackingfrequentie) (MTR) De MTR is de maximale frequentie waarbij de gestimuleerde ventriculaire frequentie 1:1 loopt met niet-refractaire gedetecteerde atriale events in de afwezigheid van een gedetecteerd ventriculair event binnen het geprogrammeerde AV-interval. De MTR is van toepassing op de atriaalsynchrone stimulatiemodi, namelijk DDD(R) en VDD(R).
  • Pagina 76: Maximale Sensorfrequentie (Msr)

    STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS • • Parameters voor Rate Smoothing en sensorinput OPMERKING: Ten behoeve van atriale tachycardiedetectie en voor histogramdoeleinden, worden atriale slagen gedetecteerd tijdens de gehele hartcyclus (behalve tijdens atriale blanking), inclusief AV-interval en PVARP. Voorbeelden Als de atriale frequentie hoger is dan de MTR, dan wordt het AV-interval progressief langer (AV’) tot een occasionele P-golf niet wordt gevolgd omdat ze binnen de atriale refractaire periode valt (Figuur 4-2 op pagina 4-6).
  • Pagina 77 STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS Neem het volgende in overweging wanneer u de MSR programmeert: • De conditie, leeftijd en algemene gezondheidstoestand van de patiënt: – Frequentieadapterende stimulatie met hogere frequenties kan nadelig zijn voor patiënten met angina pectoris of andere symptomen van myocardischemie bij deze hogere frequenties –...
  • Pagina 78: Runaway Beveiliging

    STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS Runaway beveiliging Runaway beveiliging werd ontworpen om versnellingen van de stimulatiefrequentie boven de MTR/MSR te voorkomen bij de meeste defecten met één enkel onderdeel. Deze functie kan niet geprogrammeerd worden en werkt onafhankelijk van het voornaamste stimulatiecircuit van de pulsgenerator.
  • Pagina 79: Gevoeligheid

    STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS • Brady mode kan op Uit worden geprogrammeerd door middel van permanent of tijdelijk programmeren. In feite schakelt dit amplitude uit om het onderliggende ritme van de patiënt te observeren. • Voor elke kamer wordt een veiligheidsmarge van minimum 2x het voltage van de stimulatiedrempel aanbevolen, wat een veiligheidsmarge oplevert die groot genoeg is en die de levensduur van de batterij ten goede komt.
  • Pagina 80 4-10 STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS VOORZICHTIG: Na een eventuele aanpassing van het detectiebereik of een wijziging aan de detectielead, dient u steeds de detectie te controleren. Wanneer Gevoeligheid op de hoogste waarde (laagste gevoeligheid) wordt geprogrammeerd, kan dit resulteren in vertraagde detectie of onderdetectie van hartactiviteit.
  • Pagina 81 4-11 STIMULATIE THERAPIEËN BASISPARAMETERS • Tweede stap 2. AGC detecteert de piek van de intrinsieke slag (of gebruikt de berekende piek voor een gestimuleerde slag zoals hierboven beschreven). 3. Het behoudt het gevoeligheidsniveau op de piek (of MAX) door de hele absolute refractaire periode + 15ms heen.
  • Pagina 82: Post-Therapie Stimulatie

    4-12 STIMULATIE THERAPIEËN POST-THERAPIE STIMULATIE Er is een niet-programmeerbaar Dynamisch Ruisalgoritme actief in de frequentiekanalen waar AGC detectie wordt gebruikt. Het Dynamisch Ruisalgoritme moet aanhoudende ruis helpen wegfilteren. Het Dynamisch Ruisalgoritme is een afzonderlijk ruiskanaal voor elke kamer dat continu het aanwezige nullijnsignaal meet en moet de gevoeligheidsbasis aanpassen om het effect van ruis te minimaliseren.
  • Pagina 83: Tijdelijke Bradystimulatie

    4-13 STIMULATIE THERAPIEËN TIJDELIJKE BRADYSTIMULATIE • De periode begint wanneer het Post-shock Stimulatie-uitstel afloopt • Na afloop van deze stimulatieperiode keert de pulsgenerator terug naar de geprogrammeerde Normale stimulatiewaarden • Zolang de stimulatieperiode loopt, wordt deze niet beïnvloed door het eindigen van de huidige episode TIJDELIJKE BRADYSTIMULATIE De pulsgenerator kan met tijdelijke stimulatieparameterwaarden geprogrammeerd worden die...
  • Pagina 84: Frequentieadapterende Stimulatie

    4-14 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEADAPTERENDE STIMULATIE EN SENSORTRENDING Frequentieadapterende stimulatie Bij frequentieadapterende stimulatiemodi (d.w.z. eender welke modus die eindigt op R) worden sensoren gebruikt om wijzingen in het activiteitenniveau van de patiënt op te merken en de stimulatiefrequentie overeenkomstig aan te passen. De frequentieadapterende stimulatie is bedoeld voor patiënten die lijden aan chronotrope incompetentie en voor wie verhoogde stimulatiefrequenties die simultaan optreden met fysieke activiteit gunstig kunnen zijn.
  • Pagina 85 4-15 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEADAPTERENDE STIMULATIE EN SENSORTRENDING • Reactietijd • Hersteltijd Responsfactor (Accelerometer) De Responsfactor (accelerometer) bepaalt de stimulatiefrequentiestijging die zal plaatsvinden boven de LRL op verschillende inspanningsniveaus van de patiënt (Figuur 4-7 op pagina 4-15). • Hoge responsfactor: heeft tot gevolg dat er minder activiteit vereist is vooraleer de stimulatiefrequentie de MSR bereikt •...
  • Pagina 86 4-16 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEADAPTERENDE STIMULATIE EN SENSORTRENDING Activiteitsdrempel De Activiteitsdrempel voorkomt dat de frequentie wordt verhoogd door beweging van lage intensiteit (bijv. beweging veroorzaakt door ademhaling, hartslag of, in sommige gevallen, tremor in verband met de ziekte van Parkinson). De Activiteitsdrempel geeft het inspanningsniveau weer dat overschreden moet worden voordat de sensorgestuurde stimulatiefrequentie toeneemt.
  • Pagina 87 4-17 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEADAPTERENDE STIMULATIE EN SENSORTRENDING Reactietijd De Reactietijd bepaalt hoe snel de stimulatiefrequentie naar een nieuw niveau zal stijgen als er eenmaal een toename in het inspanningsniveau wordt gedetecteerd. De Reactietijd heeft slechts invloed op de tijd die nodig is voordat er een frequentietoename optreedt.
  • Pagina 88: Sensortrending

    4-18 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEADAPTERENDE STIMULATIE EN SENSORTRENDING OPMERKING: Als u de hersteltijd voor normale instellingen programmeert, wijzigt u ook de overeenkomstige selectie voor post-therapie-instellingen. Herstelcurven Minuten Er zijn in 15 instellingen beschikbaar; alleen de even instellingen worden getoond. Figuur 4-13. Hersteltijd en gestimuleerde frequentie Hersteltijd Nominale hersteltijd...
  • Pagina 89 4-19 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEADAPTERENDE STIMULATIE EN SENSORTRENDING Figuur 4-15. Scherm Sensortrending De configuratieomvat de volgende opties: • Registratiemethode - programmeerbaar: – Gemiddelde van 30 seconden: registreert en plot elke 30 seconden de gemiddelde frequentie. – Slag op slag: registreert en plot de frequentie van elke slag. OPMERKING: Slag op slag wordt aanbevolen bij gebruik van wandelingen op de gang of kortere periodes van activiteit om de sensorfrequenties handmatig te optimaliseren.
  • Pagina 90: Atriale Tachyrespons

    4-20 STIMULATIE THERAPIEËN ATRIALE TACHYRESPONS De pulsgenerator zal Sensortrendinggegevens opnemen terwijl telemetrie met programmeerkop of RF-telemetrie actief is. Wanneer de hartfrequentie volledig sensorgestuurd is, kunnen er nog steeds kleine verschillen tussen de Werkelijke frequentie en Sensorreplay worden waargenomen, omdat ze afzonderlijk worden berekend door middel van enigszins verschillende methodes.
  • Pagina 91 4-21 STIMULATIE THERAPIEËN ATRIALE TACHYRESPONS Als de ATR detectieteller het geprogrammeerde Switch criterium bereikt, start de ATR duur. Als de ATR detectieteller op enig moment vanaf de geprogrammeerde waarde van het Resynchronisatiecriterium naar nul telt, worden de ATR duur en/of de terugval beëindigd en het ATR algoritme gereset.
  • Pagina 92 4-22 STIMULATIE THERAPIEËN ATRIALE TACHYRESPONS Nadat de modi zijn omgeschakeld, doet de pulsgenerator de ventriculaire gestimuleerde frequentie geleidelijk aan dalen. Deze afname wordt geregeld door de Terugvaltijdparameter. OPMERKING: Waarden voor de tweekamerstimulatie terugvalmodus zijn enkel beschikbaar als de Normale stimulatiemodus op tweekamer is ingesteld. OPMERKING: ATR Terugvalmodus kan op frequentieadapterend geprogrammeerd zijn, zelfs als de permanente bradymodus niet-frequentieadapterend is.
  • Pagina 93: Ventricular Rate Regulation (Vrr)

    4-23 STIMULATIE THERAPIEËN ATRIALE TACHYRESPONS Als de modus omschakelt, vindt er back-upstimulatie plaats op de geprogrammeerde ATR/VTR- terugval Basisfrequentie en gebruikt de geprogrammeerde ATP ventriculaire Pulsduur- en Amplitude waarden. Het apparaat voorziet het AV-interval automatisch voor de laagste geprogrammeerde tachyfrequentiedrempel als atriale stimulatie optreedt dicht bij de bovenste frequentie grens. Ventricular Rate Regulation (VRR) VRR zorgt voor een afname van de variabiliteit van de V-V cycluslengte tijdens gedeeltelijk doorgeleide atriale aritmieën doordat de ventriculaire stimulatiefrequentie enigszins wordt...
  • Pagina 94: Pmt Onderbreking

    4-24 STIMULATIE THERAPIEËN ATRIALE TACHYRESPONS en wordt niet gevolgd. Atriale tracking kan enkel optreden nadat zowel het PVARP-venster als het AFR-venster zijn verstreken. Gestimuleerde atriale events die gepland zijn in een AFR- venster worden uitgesteld totdat het AFR-venster is verstreken. Als er minder dan 50 ms overblijft voor een volgende ventriculaire puls, wordt de atriale puls voor de cyclus geïnhibeerd.
  • Pagina 95 4-25 STIMULATIE THERAPIEËN ATRIALE TACHYRESPONS OPMERKING: Hoewel de V-A-intervalevaluatie helpt onderscheid te maken tussen ware PMT (stabiele V-A-intervallen) en hoogfrequentie gedrag door sinustachycardie of normale respons op beweging (typisch onstabiele V-A intervallen), is het mogelijk dat de intrinsieke atriale frequentie van een patiënt voldoet aan de detectiecriteria van PMT. In die gevallen, als PMT onderbreking ingeschakeld is, zal het algoritme het ritme tot PMT verklaren en PVARP verlengen op de 16e cyclus.
  • Pagina 96: Frequentieverfijningen

    4-26 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEVERFIJNINGEN FREQUENTIEVERFIJNINGEN Frequentiehysterese Frequentiehysterese kan de levensduur van het apparaat verbeteren door het aantal stimulatiepulsen te verminderen. Bij tweekamermodellen is deze functie beschikbaar in DDD-, DDI-, VVI- en AAI-modi. Bij eenkamermodellen is deze functie beschikbaar in VVI-modus. In DDD-, DDI- en AAI-modi wordt Frequentiehysterese geactiveerd door een enkel, niet-refractair, atriaal gedetecteerd event.
  • Pagina 97 4-27 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEVERFIJNINGEN Zonder Rate Smoothing zal een plotse atriale frequentiestijging zorgen voor een simultane plotse daling in de gestimuleerde ventriculaire frequentie, zo hoog als de geprogrammeerde MTR. Patiënten die grote schommelingen in hun ventriculair gestimuleerde frequentie ervaren, kunnen zich symptomatisch voelen tijdens deze episodes. Rate Smoothing kan deze plotse frequentiewijzigingen en de daarmee gepaard gaan symptomen (zoals palpitaties, dyspneu en duizeligheid) voorkomen.
  • Pagina 98: Een Voorbeeld Van Rate Smoothing Voor Een Tweekamer Trackingmodus

    4-28 STIMULATIE THERAPIEËN FREQUENTIEVERFIJNINGEN • Afname: Rate Smoothing Down • De pulsgenerator slaat het meest recente R-R-interval op in het geheugen. R-golven kunnen intrinsiek of gestimuleerd zijn. Op basis van dit R-R-interval en de geprogrammeerde waarde voor Rate Smoothing beperkt het apparaat de schommeling in gestimuleerde frequentie op een slag-op-slag basis.
  • Pagina 99: Leadconfiguratie

    4-29 STIMULATIE THERAPIEËN LEADCONFIGURATIE • Rate Smoothing Down = 6% De vensters zouden als volgt berekend worden: Ventriculair synchronisatievenster = 800 - 9% tot 800 + 6% = 800 ms - 72 ms tot 800 ms + 48 ms = 728 ms tot 848 ms Synchronisatievenster in atrium = Synchronisatie venster in ventrikel - AV-interval = 728 ms - 150 ms tot 848 ms - 150 ms = 578 ms tot 698 ms De timing voor beide vensters wordt gestart aan het eind van elk ventriculair event (R-R-interval).
  • Pagina 100: Gestimuleerd Av-Interval

    4-30 STIMULATIE THERAPIEËN AV-INTERVAL OPMERKING: Er kunnen lange vaste AV-intervallen worden gekozen om onnodige RV-stimulatie te voorkomen. Het programmeren van lange vaste AV-intervallen kan in sommige gevallen in verband worden gebracht met PMT, diastolische mitraalinsufficiëntie of pacemakersyndroom. Daarnaast kunt u ook overwegen om AV Search+ te programmeren om onnodige RV-stimulatie te vermijden.
  • Pagina 101: Gedetecteerd Av-Interval

    4-31 STIMULATIE THERAPIEËN AV-INTERVAL Het AV-interval kan op een vaste of dynamische waarde worden geprogrammeerd, en dit als volgt: • Vast AV-interval: treedt op wanneer de minimum- en maximumwaarden van het Gestimuleerde AV-interval gelijk zijn • Dynamisch AV-interval: treedt op wanneer de minimum- en maximumwaarden van het Gestimuleerde AV-interval niet gelijk zijn Gedetecteerd AV-interval Het gedetecteerde AV-interval stemt overeen met het AV-interval na een gedetecteerd atriaal...
  • Pagina 102: Av-Search

    4-32 STIMULATIE THERAPIEËN AV-INTERVAL Het Dynamisch Gedetecteerde AV-interval en Gestimuleerde AV-interval zijn gebaseerd op de atriale frequentie. Om de verkorting weer te geven van het PR-interval tijdens periodes van verhoogde metabolische behoefte, verkort het AV-interval lineair van de geprogrammeerde (maximale) waarde bij de LRL (of hysteresefrequentie) tot een waarde die wordt bepaald door de ratio van het minimale en maximale AV-interval bij de MTR, MSR of MPR (afhankelijk van welke het hoogste is) (Figuur 4-20 op pagina 4-32).
  • Pagina 103: Refractaire Periode

    4-33 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE Search AV-interval De parameter Search AV-interval bepaalt de lengte van gedetecteerde en gestimuleerde AV-intervallen tijdens zoekcycli en tijdens de AV-hystereseperiode. OPMERKING: De waarde voor Search AV-interval moet geprogrammeerd zijn op een hogere waarde dan het maximale Gestimuleerde AV-interval. Het Dynamische AV-interval en Gedetecteerde AV-interval worden niet toegepast tijdens AV-search+.
  • Pagina 104: A-Refractair - Pvarp

    4-34 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE A-refractair - PVARP PVARP wordt gedefinieerd afhankelijk van de stimulatiemodus: • Voor atriale eenkamermodi: AAI(R): de periode na een gedetecteerd of gestimuleerd atriaal event, waarin een atriaal gedetecteerd event geen atriale stimulatie inhibeert. • Tweekamermodi: DDD(R), DDI(R), VDD(R): de periode na een gedetecteerd of gestimuleerd RV-event als een atriaal event geen atriale stimulatie inhibeert noch een ventriculaire stimulatie triggert.
  • Pagina 105 4-35 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE Maximale PVARP Dynamische PVARP Minimale PVARP MTR-Interval LRL-interval Hysteresefrequentie- interval Figuur 4-22. Dynamische PVARP Maximale PVARP Als de gemiddelde frequentie gelijk aan of lager is dan de LRL (bijv. hysterese), wordt de Maximale PVARP gebruikt. Minimale PVARP Als de gemiddelde frequentie gelijk aan of groter is dan het MTR interval, wordt de geprogrammeerde Minimale PVARP gebruikt.
  • Pagina 106: A Refractaire Periode - Zelfde Kamer

    4-36 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE A refractaire periode - zelfde kamer Tweekamermodi De Atriale Refractaire Periode levert een interval na een atriaal gestimuleerd of gedetecteerd event waarbij bijkomende atriaal gedetecteerde events de timing van stimulatieafgifte niet beïnvloeden. De volgende opties zijn niet-programmeerbare intervallen voor tweekamermodi: •...
  • Pagina 107: Cross-Chamber Blanking

    4-37 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE • Tweekamermodi: kleiner dan of gelijk aan de helft van de toepasselijke bovenste frequentiegrens in ms Het gebruik van een lange RVRP verkort het ventriculaire detectievenster. Als de Ventriculaire Refractaire Periode op een hogere waarde dan de PVARP wordt geprogrammeerd, kan dit leiden tot competitieve stimulatie.
  • Pagina 108 4-38 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE die anders misschien binnen de cross-chamber blankingperiode zouden zijn gevallen. Smart blanking verandert de geprogrammeerde gevoeligheidsinstellingen niet. Smart blanking is ontworpen om detectie van R-golven te bevorderen, en mag enkel worden overwogen als PVC’s voorkomen tijdens de cross-chamber blankingperiode na atriale stimulatie en deze niet correct worden gedetecteerd.
  • Pagina 109 4-39 STIMULATIE THERAPIEËN REFRACTAIRE PERIODE A-gedetecteerd A-gedetecteerd A-gestimuleerd A-gestimuleerd V-gedetecteerd V-gestimuleerd V-gedetecteerd V-gestimuleerd Atriaal kanaal Ventriculair kanaal AV-interval na gedetecteerd atriaal event (programmeerbaar, Ventriculair Cross-kamer Blank (programmeerbaar) met een absolute refractaire periode van 150 ms) V-A-interval (kan verlengd worden door AV-interval na gedetecteerd atriaal event (programmeerbaar, aangepaste atriale timing) met absolute refractaire periode van 85 ms)
  • Pagina 110: Respons Op Ruis

    4-40 STIMULATIE THERAPIEËN RESPONS OP RUIS RESPONS OP RUIS Ruisvensters en blankingperiodes zijn ontworpen om ongewenste therapie of stimulatie-inhibitie als gevolg van cross-chamber overdetectie te verhinderen. Met Respons op ruis kan de arts kiezen om te stimuleren of stimulatie te inhiberen in de aanwezigheid van ruis.
  • Pagina 111 4-41 STIMULATIE THERAPIEËN RESPONS OP RUIS De volgende ruis-event-markers worden gegenereerd: Eenkamer • De marker [VS] verschijnt als het ruisvenster initieel wordt getriggerd na V-stimulatie • Bij het opnieuw triggeren voor 340 ms, verschijnt de marker VN • Bij het continu opnieuw getriggerd, verschijnt de marker VN frequent Tweekamer •...
  • Pagina 112: Interacties Met Ventriculaire Tachydetectie

    4-42 STIMULATIE THERAPIEËN INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE Refractaire perioden en blankingintervallen maken integraal deel uit van het detectiesysteem van de pulsgenerator. Ze worden gebruikt om detectie van pulsgenerator artefacten (bijv. stimulatie of shock) en bepaalde intrinsieke signaalartefacten (bijv. T-golf of far-field R-golf) doeltreffend te onderdrukken.
  • Pagina 113 4-43 STIMULATIE THERAPIEËN INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE VRP = 500 ms 400 ms (VT) (VT) (VT) (VT) (VT) (VT) (VT) LRL = 800 ms Figuur 4-30. Ventriculaire onderdetectie als gevolg van VRP Als de programmeerinteractie die in dit scenario wordt beschreven aanwezig is, zal een bericht de interactie van VRP met LRL beschrijven.
  • Pagina 114 4-44 STIMULATIE THERAPIEËN INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE 600 ms Herhaal patroon AV = 300 ms AP, VP, AP, VS, VT 230 ms (VT) (VT) 350 ms 600 ms 450 ms 700 ms 350 ms Figuur 4-31. Ventriculaire onderdetectie als gevolg van V-blank na A-stimulatie Als de programmeerinteractie die in dit scenario wordt beschreven aanwezig is, zal een bericht de interactie van Tachy Frequentiedrempel met LRL en AV-interval beschrijven.
  • Pagina 115 4-45 STIMULATIE THERAPIEËN INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE • Als Rate Smoothing of Frequentieadapterende stimulatie niet vereist zijn voor de patiënt, overweeg dan om deze functies op Uit te programmeren. Het programmeren van deze functies op Uit kan de kans op atriale stimulatie bij hoge frequenties beperken. •...
  • Pagina 116 4-46 STIMULATIE THERAPIEËN INTERACTIES MET VENTRICULAIRE TACHYDETECTIE...
  • Pagina 117: Systeemdiagnostiek

    SYSTEEMDIAGNOSTIEK HOOFDSTUK 5 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "Dialoogvenster Overzicht" op pagina 5-2 • "Batterijstatus" op pagina 5-2 • "Leadstatus" op pagina 5-7 • "Leadtesten" op pagina 5-10...
  • Pagina 118: Dialoogvenster Overzicht

    SYSTEEMDIAGNOSTIEK DIALOOGVENSTER OVERZICHT DIALOOGVENSTER OVERZICHT Bij het opvragen van de pulsgenerator wordt het dialoogvenster Overzicht weergegeven. Het omvat statusindicaties voor leads en batterij, geschatte tijdsduur tot explantatie en een Events-notificatie voor episodes sinds de laatste reset. Bovendien verschijnt er een magneetnotificatie als de pulsgenerator de aanwezigheid van een magneet detecteert.
  • Pagina 119 SYSTEEMDIAGNOSTIEK BATTERIJSTATUS • Batterijdetailscherm (toegankelijk vanaf het scherm Batterijstatusoverzicht): geeft gedetailleerde informatie weer over het batterijgebruik, de capaciteit en de prestaties ("Scherm Batterijdetailoverzicht" op pagina 5-5). Scherm Batterijstatusoverzicht Het scherm Batterijstatusoverzicht biedt de volgende belangrijke informatie over de batterijcapaciteit en -prestatie. Resterende tijd Dit onderdeel van het scherm geeft de volgende onderdelen weer: •...
  • Pagina 120 SYSTEEMDIAGNOSTIEK BATTERIJSTATUS Explantatie: de batterij is bijna leeg en de vervanging van de pulsgenerator moet ingepland worden. Zodra de Explantatiestatus is bereikt, heeft de batterij nog genoeg capaciteit voor 100% monitoring en stimulatie onder de bestaande omstandigheden gedurende drie maanden en om drie shocks met maximale energie of zes shocks met maximale energie zonder stimulatie af te geven.
  • Pagina 121 SYSTEEMDIAGNOSTIEK BATTERIJSTATUS OPMERKING: Het apparaat gebruikt de geprogrammeerde parameters en recente gebruikshistorie om de Geschatte tijd tot explantatie te voorspellen. Een hoger batterijgebruik dan normaal kan ervoor zorgen dat de Geschatte tijd tot explantatie van de daaropvolgende dag dichterbij lijkt dan verwacht. OPMERKING: Als reservemethode wordt Explantatie uitgeroepen als twee opeenvolgende laadtijden langer duren dan 15 seconden elk.
  • Pagina 122: Condensatorreformatie

    SYSTEEMDIAGNOSTIEK BATTERIJSTATUS Figuur 5-2. Scherm Batterijgegevens Condensatorreformatie Automatische Condensatorreformatie. Als geen shocks worden afgegeven, kan er degeneratie van de condensatoren optreden, waardoor het laden langer duurt. Om de invloed van de condensatordegeneratie op de laadtijd te beperken, worden de condensatoren automatisch gereformeerd.
  • Pagina 123: Leadstatus

    SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADSTATUS OPMERKING: Bij shocks van 1,0 J of minder neemt de nauwkeurigheid van de impedantiemeting af. LEADSTATUS Dagelijkse Metingen Het apparaat voert elke 21 uur de volgende metingen uit en rapporteert ze dagelijks: • Dagelijkse intrinsieke amplitudemeting: het apparaat zal automatisch proberen de intrinsieke P- en R-golfamplitudes voor elke hartkamer te meten waarin de dagelijkse intrinsieke amplitudemeting is ingeschakeld, onafhankelijk van de stimulatiemodus.
  • Pagina 124 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADSTATUS Dit zijn mogelijke leadstatusberichten (Tabel 5-1 op pagina 5-8): • Leadmetingen vallen binnen het bereik. • Controleer Lead (bericht specificeert welke lead): duidt aan dat de dagelijkse leadmeting(en) buiten bereik vallen. Evalueer om te bepalen welke meting buiten het bereik valt de resultaten van de dagelijkse metingen van de corresponderende lead.
  • Pagina 125 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADSTATUS [1] Gebruik de tabs om de juiste lead te selecteren [2] Resultaten voor de geselecteerde dag [3] Resultaten voor de meest recente dag [4] Y-as past zich aan gebaseerd op de meetresultaten [5] Gebruik de horizontale schuifbalk om de gegevens voor een specifieke dag te bekijken Figuur 5-3.
  • Pagina 126: Leadtesten

    5-10 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN Tabel 5-2. Intrinsieke amplitude: Dagelijkse metingtoestanden, Programmerweergave en Grafische weergave (vervolg) Toestand Programmerweergave Grafische weergave Amplitudemetingen buiten het bereik 0,1; 0,2; ..., 0,5 mV (RA lead) met Geplot punt aandachtspictogram 0,1; 0,2; ..., 3,0 mV (ventriculaire lead) met aandachtspictogram <...
  • Pagina 127: Intrinsieke Amplitudetest

    5-11 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN • Stimulatie-impedantie • Shockimpedantie • Intrinsieke Amplitude • Stimulatiedrempel Figuur 5-4. Scherm Leadtests Leadtesten kunnen opgevraagd worden aan de hand van de volgende stappen: 1. Vanuit het hoofdscherm, selecteert u het tabblad Testen. 2. Vanuit het Testscherm, selecteert u het tabblad Leadtesten. Alle leadtesten kunnen uitgevoerd worden aan de hand van twee verschillende processen: •...
  • Pagina 128: Leadimpedantietest

    5-12 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN 3. Na afloop van de test wordt de intrinsieke amplitudemeting weergegeven als de huidige meting (niet tussen haakjes). Als de test tijdens dezelfde sessie werd herhaald, wordt de huidige meting bijgewerkt met het nieuwe resultaat. Houd er rekening mee dat de meting van de eerdere sessie (weergegeven tussen haakjes) van de meest recente sessie is tijdens welke deze test werd uitgevoerd.
  • Pagina 129: Stimulatiedrempeltest

    5-13 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN • Een impedantietest met lage energie kan niet alle types van omstandigheden met kortgesloten leads blootleggen. Een impedantietest met lage energie kan normaal lijken bij bepaalde omstandigheden met kortgesloten leads (bijv. afgesleten isolatie van het leadgeheel of een lead verbrijzeld tussen sleutelbeen en eerste rib), aangezien de energie die gebruikt wordt tijdens de test onvoldoende is om over smalle openingen tussen open geleiders te springen of er een boogje om te vormen.
  • Pagina 130 5-14 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN OPMERKING: De startwaarden voor Amplitude en Pulsduur worden automatisch berekend. Het apparaat haalt de opgeslagen gegevens op voor de vorige stimulatiedrempelmeting (voor de parameter die getest wordt) en stelt de parameter in op drie stappen boven de vorige drempelmeting.
  • Pagina 131 5-15 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN doorlopen is. De definitieve drempel testwaarde (deze waarde is één stap boven de waarde waarbij de test werd beëindigd) wordt weergegeven. OPMERKING: Het drempeltestresultaat kan aangepast worden door de knop Test van Vandaag Aanpassen in het Drempeltestscherm. 6.
  • Pagina 132 5-16 SYSTEEMDIAGNOSTIEK LEADTESTEN...
  • Pagina 133: Patiëntendiagnostiek En Controle

    PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE HOOFDSTUK 6 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "Therapiehistorie" op pagina 6-2 • "Aritmielogboek" op pagina 6-2 • "Histogrammen" op pagina 6-8 • "Tellers" op pagina 6-8 • "Trends" op pagina 6-10 • "Functies na implantatie" op pagina 6-11...
  • Pagina 134: Therapiehistorie

    PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE THERAPIEHISTORIE THERAPIEHISTORIE De pulsgenerator registreert automatisch gegevens die nuttig kunnen zijn bij het beoordelen van de aandoening van de patiënt en de doeltreffendheid van de programmering van de pulsgenerator. De therapiehistoriegegevens kunnen op verschillende detailniveaus worden bekeken met behulp van de PRM: •...
  • Pagina 135 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE ARITMIELOGBOEK Figuur 6-1. Scherm Aritmie-logboek De prioriteit, het maximale aantal en minimale aantal episodes die de pulsgenerator in normale omstandigheden opslaat, varieert per episodetype (Tabel 6-1 op pagina 6-4). Zo lang het apparaatgeheugen dat is gereserveerd voor episodegegevens niet vol is, slaat de pulsgenerator het maximale aantal episodes op dat is toegelaten voor elk episodetype.
  • Pagina 136 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE ARITMIELOGBOEK OPMERKING: Als de historiegegevens eenmaal zijn opgeslagen, kunnen de gegevens op eender welk moment worden geraadpleegd zonder dat het apparaat wordt opgevraagd. Tabel 6-1. Episodeprioriteit Episodetype Prioriteit Maximum aantal Minimum aantal Maximum aantal opgeslagen opgeslagen opgeslagen episodes episodes met episodes met...
  • Pagina 137 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE ARITMIELOGBOEK 6. Om specifieke events op te slaan, selecteert u het event en kiest u de knop Opslaan. Om specifieke events af te drukken, selecteert u het event en kiest u Rapporten in de werkbalk. Kies het geselecteerde Episoderapport en selecteer de knop Afdrukken. OPMERKING: Een episode die "nog gaande"...
  • Pagina 138 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE ARITMIELOGBOEK De volgende informatie wordt bewaard: • Onset bewaart maximaal 25 seconden aan gegevens vóór afloop van Duur • Herbevestiging bewaart maximaal 20 seconden aan gegevens vóór afgifte van therapie • Therapiegegevens worden weergegeven. In geval van ATP-therapie zal er een maximum van 4 bursts en maximaal 20 seconden aan gegevens, voor elke burst, worden bewaard •...
  • Pagina 139 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE ARITMIELOGBOEK Shock 10 s 10 s 10 s 10 s 10 s 10 s 10 s Onset na Duur loopt af Laden begint Start Einde- Einde-episode 3 snelle slagen episode teller loopt af. Opmerking: Laden kan Einde episode. beginnen wanneer duur afloopt.
  • Pagina 140: Histogrammen

    PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE HISTOGRAMMEN 3. Kies de knop Event Afdrukken om het complete episoderapport af te drukken. Kies de knop Opslaan op Diskette om het complete episoderapport op te slaan. Intervallen De pulsgenerator slaat event-markers en verwante tijdstempels op. De PRM leidt event-intervallen af van de event-markers en tijdstempels.
  • Pagina 141: Ventriculaire Tachytellers

    PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE TELLERS • Brady Ventriculaire Tachytellers Informatie over Ventriculaire Tachy-tellers is beschikbaar door de knop Details Ventriculaire Tachy-tellers te selecteren. Dit scherm geeft de tellers voor de Ventriculaire Tachy-episode en de Therapietellers weer. Voor elke teller wordt het aantal events sinds de laatste reset en de totalen voor het apparaat weergegeven.
  • Pagina 142: Trends

    6-10 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE TRENDS • Ventriculaire tellers: omvatten totaal PVC’s en drie of meer PVC’s Alle histogrammen en tellers worden gereset door de resetknop te selecteren in het patiëntendiagnosescherm. TRENDS Trends geven een grafisch overzicht van specifieke patiënt-, apparaat- en leadgegevens. Deze gegevens kunnen van pas komen als u de toestand van uw patiënt en de effectiviteit van de gekozen parameters evalueert.
  • Pagina 143: Functies Na Implantatie

    6-11 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE FUNCTIES NA IMPLANTATIE • Verplaats de verticale as over de lengte van de grafiek door de horizontale schuifbalk onderaan in het weergavescherm te verschuiven. Criteria voor het verzamelen van hartfrequentietrends Bij berekeningen van de gegevens voor hartfrequentietrends worden uitsluitend geldige sinusritme-intervallen gebruikt.
  • Pagina 144 6-12 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE FUNCTIES NA IMPLANTATIE Wees voorzichtig als u de functie Patiëntgetriggerde Monitor inschakelt, omdat zich de volgende omstandigheden kunnen voordoen: • Alle andere magneetfuncties zijn geblokkeerd, inclusief Therapie Inhiberen (totdat de EGM is opgeslagen). De functie Magneet/Pieper geeft geen indicatie van de magneetpositie. •...
  • Pagina 145: Pieperfunctie

    6-13 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE FUNCTIES NA IMPLANTATIE Neem voor meer informatie contact op met Boston Scientific en gebruik daarbij de gegevens op de achterzijde. Pieperfunctie De pulsgenerator bevat een pieper die geluidstonen afgeeft om de statusinformatie over te brengen. De pieper bevat programmeerbare en niet-programmeerbare functies. Programmeerbare functies De volgende pieperfuncties zijn programmeerbaar: •...
  • Pagina 146: Magneetfunctie

    6-14 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE FUNCTIES NA IMPLANTATIE 2. Kies de knop Leads. 3. Selecteer het Configuratietabblad in het Leadsstatusscherm. 4. Selecteer de gewenste waarden voor Piep wanneer buiten bereik. OPMERKING: Als Magneetrespons op Behand. Inhiberen is geprogrammeerd, zal het aanbrengen van de magneet zorgen voor de afgifte van andere types pieptonen, afhankelijk van de modus van het apparaat.
  • Pagina 147 6-15 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE FUNCTIES NA IMPLANTATIE instellingen voor Magneetrespons bevinden zich in het onderdeel Magneet en Pieper van het V-Tachytherapie set-upscherm. De onderstaande functies voor Magneetrespons zijn beschikbaar: • Uit: geen respons • EGM opslaan: gegevens van patïentmonitoring zullen opgeslagen worden •...
  • Pagina 148 6-16 PATIËNTENDIAGNOSTIEK EN CONTROLE FUNCTIES NA IMPLANTATIE • Als de Tachymodus op Monitor + Therapie staat, zal het aanbrengen van de magneet ervoor zorgen dat de pulsgenerator één keer per seconde piept om aan te geven dat het apparaat in een therapiemodus staat. •...
  • Pagina 149: Elektrofysiologische Testen

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN HOOFDSTUK 7 In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen beschreven: • "EF-testfuncties" op pagina 7-2 • "Inductiemethodes" op pagina 7-4 • "Therapiemethodes op Commando" op pagina 7-9...
  • Pagina 150: Ef-Testfuncties

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN EF-TESTFUNCTIES EF-TESTFUNCTIES De elektrofysiologische (EF) testfuncties stellen u in staat op niet-invasieve wijze aritmieën op te wekken en te beëindigen om op die manier de effectiviteit van de gekozen detectiecriteria en -therapieën te monitoren en te controleren. De EF-testfuncties kunnen samen met het ECG-scherm worden gebruikt, zodat naar real-time afleidingen kan worden gekeken.
  • Pagina 151 ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN EF-TESTFUNCTIES Het scherm biedt de volgende informatie: • Statusberichten geven detectie- en therapiestatus weer en worden eronder beschreven: – De status van de ventriculaire episode: als er een episode optreedt, wordt de duur van de episode weergegeven. (Als het meer dan 10 minuten is, wordt de tijd aangeduid met >...
  • Pagina 152: Inductiemethodes

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN INDUCTIEMETHODES Tabel 7-1. EF Temp V-modus EF-testfuncties (vervolg) EF Temp V-modus EF-testmethode Monitor + Therapie Monitor VFib Shock op T ATP op Commando Shock op Commando a. Men kan geen EF-functies uitvoeren als de pulsgenerator in de Opslagmodus staat. b.
  • Pagina 153: Shock Op T-Inductie

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN INDUCTIEMETHODES Tijdens inductie kan de pulsgenerator niet detecteren; de detectie wordt onmiddellijk na de inductie opnieuw in werking gesteld. Als er tijdens een episode VFib-inductie plaatsvindt, wordt het einde-episode verklaard voordat met de VFib-inductiepulsen wordt begonnen. Nadat de VFib-inductie is voltooid, kan een nieuwe episode (met initiële detectie en therapie) worden verklaard.
  • Pagina 154: Ventriculaire Back-Upstimulatie Tijdens Atriale Ef-Testen

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN INDUCTIEMETHODES OPMERKING: Door de shockafgifte tijdens Shock op T-inductie worden de episode- of therapietellers niet verhoogd. Ventriculaire back-upstimulatie tijdens atriale EF-testen Er is ventriculaire back-upstimulatie beschikbaar tijdens atriale EF-testen (PES, 50 Hz/handm. burst), zonder rekening te houden met de geprogrammeerde Normaal of Post-therapie stimulatiemodi.
  • Pagina 155: 50 Hz/Handm. Burststimulatie

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN INDUCTIEMETHODES 2. Kies de optie PES. Er worden knoppen voor de S1-S5-pulsen en de bijhorende burstcycluslengtes weergegeven. 3. Kies de gewenste waarde voor de S1-S5-intervallen (Figuur 7-4 op pagina 7-7). U kunt dit doen door een waardevakje voor het gewenste S-interval te selecteren en een waarde uit het vakje te kiezen of door de plus- of minsymbolen te gebruiken om de weergegeven waarde in het waardevakje te wijzigen.
  • Pagina 156 ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN INDUCTIEMETHODES Uitvoeren van Handmatige burststimulatie 1. Kies bij een tweekamerapparaat het tabblad Atrium of Ventrikel, afhankelijk van welke kamer u wilt stimuleren. 2. Kies de optie 50 Hz/Handm. burst. 3. Kies de gewenste waarde voor het Burstinterval, Minimum en Afname. Dit geeft de cyclusduur van de intervallen in de plustrein aan.
  • Pagina 157: Therapiemethodes Op Commando

    ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN THERAPIEMETHODES OP COMMANDO OPMERKING: Real-time EGM’s en geannoteerde event-markers blijven gedurende de gehele testreeks zichtbaar op het scherm. THERAPIEMETHODES OP COMMANDO DE EF-testmethoden op Commando, Shock op Commando en ATP op Commando kunnen onafhankelijk van de geprogrammeerde parameters voor detectie en therapie worden afgegeven. Als de pulsgenerator bezig is met het afgeven van therapie als één van deze methodes op commando wordt begonnen, krijgt de EF-test voorrang en wordt de actieve therapie gestaakt.
  • Pagina 158 7-10 ELEKTROFYSIOLOGISCHE TESTEN THERAPIEMETHODES OP COMMANDO 3. Kies de knop Start ATP om de eerste burst in het gekozen ATP-schema te starten. De teller voor Resterende Bursts zal na elke burst een lagere waarde aangeven. 4. Kies de knop Verdergaan indien afgifte van verdere bursts gewenst is. Als alle bursts in een schema zijn afgegeven keert de teller Resterende Bursts terug naar zijn uitgangswaarde;...
  • Pagina 159: Programmeerbare Opties

    PROGRAMMEERBARE OPTIES BIJLAGE A Tabel A-1. ZIP Telemetrie-instellingen Parameter Programmeerbare waarden Nominaal Communicatiemodus Activeer het gebruik van ZIP telemetrie Activeer het gebruik van ZIP telemetrie (kan (kan beperkt gebruik van telemetriekop beperkt gebruik van telemetriekop vereisen) vereisen), Gebruik de telemetriekop voor alle telemetrie.
  • Pagina 160 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-4. Detectieparameters voor 1-zone-, 2-zone- en 3-zoneconfiguraties (vervolg) Parameter VT-1 zone VT zone VF zone Nominaal – – – – Redetectie-duur (sec) 1 1,0 (niet- 1,0 (Tolerantie ± 1 zone programmeerbaar) cardiale cyclus) Post-shockduur (sec) 3 1,0, 1,5, ..., 5,0, 6,0, 7,0, 1,0, 1,5, ..., 5,0, 6,0, 7,0, 1,0 (niet- 1,0 (Tolerantie ±...
  • Pagina 161 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-6. Onset/Stability detectieverfijningparameters voor 2-zone- en 3-zoneconfiguraties (vervolg) Parameter VT-1 zone VT zone VF zone Nominaal – – – – Sustained Rate Duration Uit, 00:10, 00:15, ..., 03:00 (Tolerantie ± 1 (min:sec) 2 zones 00:55 01:00, 01:15, ..., cardiale cyclus) 02:00 02:30, 03:00, ..., 10:00 15:00, 20:00, ...,...
  • Pagina 162 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-8. Ventriculaire ATP-parameters (gespecificeerd in een 750 Ω belasting) Parameter VT-1 zone VT zone VF zone Nominaal – – ATP Type 3 zones Uit, Burst, Ramp, Scan, Uit, Burst, Ramp, Scan, Uit (VT-1); Burst (VT Ramp/Scan Ramp/Scan ATP1);...
  • Pagina 163 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-8. Ventriculaire ATP-parameters (gespecificeerd in een 750 Ω belasting) (vervolg) Parameter VT-1 zone VT zone VF zone Nominaal – – – – Rechtsventriculaire ATP 0,1, 0,2, ..., 2,0 1,0 (Tolerantie ± 0,03 ms pulsduur (ms) 2 zones bij <...
  • Pagina 164 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-10. Stimulatie therapieparameters (Normaal, Na therapie en Tijdelijk) (gespecificeerd in een 750 Ω belasting) (vervolg) Parameter Programmeerbare waarden Nominaal Activiteitsdrempel Zeer hoog, Hoog, Medium hoog, Middel, Middel Medium laag, Laag, Zeer laag Reactietijd (sec) 10, 20, ..., 50 Responsfactor 1, 2, ..., 16 Hersteltijd...
  • Pagina 165 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-11. Atriale Tachyparameters (vervolg) Parameter Programmeerbare waarden Nominaal ATR duur (cycli) 0, 8, 16, 32, 64, 128, 256, 512, 1024, 2048 8 (Tolerantie ± 1 cardiale cyclus) 1, 2, ..., 8 Switch criterium (cycli) Resynchronisatiecriterium (cycli) 1, 2, ..., 8 ATR Terugval-modus VDI, DDI, VDIR, DDIR 00:00, 00:15, 00:30, 00:45, 01:00, 01:15,...
  • Pagina 166 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-14. Aanpassen gevoeligheid Parameter Programmeerbare waarden Nominaal Atriale gevoeligheid (mV) AGC 0,15; AGC 0,2; AGC 0,25; AGC 0,3; AGC 0,25 AGC 0,4; ...; AGC 1,0; AGC 1,5 Gevoeligheid rechtsventriculair (mV) AGC 0,15; AGC 0,2; AGC 0,25; AGC 0,3; AGC 0,6 AGC 0,4;...
  • Pagina 167 PROGRAMMEERBARE OPTIES Tabel A-18. Ventriculaire shock op commando Parameter Programmeerbare waarden Nominaal Shock (opgeslagen energie) (J) 0,1, 0,3, 0,6, 0,9, 1,1, 1,7, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 41 (Tolerantie ± 60% voor ≤ 0,3 J; ± 40% 11, 14, 17, 21, 23, 26, 29, 31, 36, 41 voor 0,6–3 J;...
  • Pagina 168 A-10 PROGRAMMEERBARE OPTIES...
  • Pagina 169: Interactie Met Pacemakers

    INTERACTIE MET PACEMAKERS BIJLAGE B In bepaalde situaties kunnen patiënten een afzonderlijke tijdelijke of permanente pacemaker hebben. Tijdelijke of permanente pacemakers kunnen een wisselwerking vertonen met een ICD-pulsgenerator en kunnen op de volgende manieren met de detectie van tachyaritmieën interfereren: •...
  • Pagina 170 INTERACTIE MET PACEMAKERS • Om de kans op interactie met pacemakers zo klein mogelijk te maken, kan het zin hebben de afzonderlijke pacemaker te testen door de instellingen ervan als volgt te programmeren: – De laagste toegestane amplitude waarbij nog veilig in de chronische status gestimuleerd kan worden –...
  • Pagina 171 INTERACTIE MET PACEMAKERS STAP EEN STAP TWEE STAP DRIE Test op ongewenste tachytherapie Definitieve programmering. Test op onjuiste inhibitie van tachy- omdat er zowel stimulatie-artefacten therapie door de detectie van stimulatie- als depolarisaties worden geteld. artefacten in plaats van de aritmie. Test alle tachyaritmieën.
  • Pagina 172 INTERACTIE MET PACEMAKERS...
  • Pagina 173: Symbolen Op Verpakking

    SYMBOLEN OP VERPAKKING BIJLAGE C SYMBOLEN OP VERPAKKING De volgende symbolen kunnen weergegeven worden op de verpakking en etikettering (Tabel C-1 op pagina C-1): Tabel C-1. Symbolen op verpakking Symbool Beschrijving Referentienummer Inhoud van verpakking Pulsgenerator Momentsleutel Literatuur bijgesloten Serienummer Vervaldatum Lotnummer Productiedatum...
  • Pagina 174 SYMBOLEN OP VERPAKKING Tabel C-1. Symbolen op verpakking (vervolg) Symbool Beschrijving RTTE-aanwijzing voor radioapparatuur met een gebruikersbeperking Indicator voor het plaatsen van de programmeerkop voor interrogatie Instructies voor het openen van de verpakking Geautoriseerde vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap Fabrikant...
  • Pagina 175 INDEX Symbolen atriale flutterrespons 4-23 50 Hz/handm. burststimulatie 7-7 duur 4-21 einde van ATR-episode 4-22 frequentiedrempel 4-20 LRL, terugval 4-22 maximale stimulatiefrequentie 4-23 mode switch 4-20 A-blank modus, terugval 4-21 na RV-detectie 4-38 PMT onderbreking 4-24 na V-stimulatie 4-38 resynchronisatiecriterium 4-21 switch criterium 4-21 A-tachyrespons (ATR) mode switch 4-20...
  • Pagina 176 ECG (elektrocardiogram) Committed shock 2-7 Committed Shock 3-16 oppervlakte 1-3 Communicatie, telemetrie weergave 1-3 Radiofrequentie (RF) 1-8 EF-test (elektrofysiologische test) 7-2 ATP, op commando 7-9 Condensator deformatie 3-15, 5-6 burststimulatie, 50 Hz/handmatig 7-7 reformatie 5-6 fibrillatie 7-4 geprogrammeerde elektrische stimulatie (PES) 7-6 Controle Leadstatus 5-7 inductie 7-4...
  • Pagina 177 Frequentieverfijning, stimulatie frequentiehysterese 4-26 rate smoothing 4-26 Knoppen, software 1-5 Knoppenbalk 1-4 Koppelings interval afname 3-8 Koppelingsinterval 3-8 Geel aandachts toestanden 1-7 Gegevens diskette 1-14 opslag 1-14 patiënt 1-14 Laadtijd 3-15 USB 1-14 meting 5-6 Gegevens lezen 1-14 Laatste afgegeven shock 5-6 Gegevens opslaan 1-14 Lead Geheugen, apparaat 1-15...
  • Pagina 178 Demonstratie modus 1-7 gebruik van kleur 1-7 Modi 1-3 Onset 2-6, 2-22, 2-23, 2-24 softwareterminologie 1-2 Op commando Programmer/Recorder/Monitor (PRM) ATP, EF-test 7-9 bedieningsopties 1-2 shock, EF-test 7-9 Pulsamplitude 4-8 therapie, EF-test 7-9 Pulsduur 4-8 Opgeslagen EGM ATP (antitachycardie-stimulatie) 3-13 aritmielogboek 6-5 Pulsgenerator (PG) Opvragen 1-9...
  • Pagina 179 runaway beveiliging 4-8 sensor 4-18 STAT PACE 1-13 Safety core 1-15 therapie 4-2 Scanschema 3-11 tijdelijk 4-13 Scherm, Programmerapplicatie 1-2 Stimulatie, PES-inductie 7-6 Scrollen Stimulatiedrempeltest 5-13 pictogram 1-6 Sustained Rate Duration (SRD) 2-22 Search +, AV 4-32 Switch criterium 4-21 Search AV-interval 4-33 Symbool Search-interval 4-33...
  • Pagina 180 Tijdelijk stimulatie 4-13 Time-out, ATP 3-13 Waarschuwingstoestanden, rood 1-7 Timing Wenckebach 4-27 blanking 4-37 PVARP na PVC 4-35 Timing, stimulatie 4-33 Toename en afname pictogram 1-6 Trending ZIP telemetrie 1-8 sensor 4-18 bedrijfstemperatuur 1-9 Trends 6-10 beveiliging 1-9 hartfrequentie 6-11 indicator licht 1-9 interferentie 1-10 radiofrequentie (RF) 1-9...
  • Pagina 182 Boston Scientific 4100 Hamline Avenue North St. Paul, MN 55112-5798 USA Guidant Europe NV/SA; Boston Scientific Green Square, Lambroekstraat 5D 1831 Diegem, Belgium www.bostonscientific.com 1.800.CARDIAC (227.3422) +1.651.582.4000 © 2012 Boston Scientific or its affiliates. All rights reserved. 358359-023 NL Europe 2012-04 Authorized 2010 *358359-023*...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Punctua ne icdF050F051F052F053

Inhoudsopgave