HOOFDSTUK 11
ALGEMEEN ONDERHOUD
Reanimatieapparatuur dient dusdanig te worden
onderhouden dat de apparatuur gebruiksklaar is
wanneer deze onmiddellijk nodig is. Onderstaande
functiecontroles dienen bij aanvang van elke dienst te
worden uitgevoerd ten behoeve van een goede werking
van de apparatuur en de veiligheid van de patiënt.
Aan het einde van dit hoofdstuk vindt u
ploegendienstcontrolelijsten voor de gebruiker, die als
leidraad kunnen dienen bij controles en onderhoud van
het apparaat. Kopieer de betreffende bladzijden en deel
deze rond aan allen die verantwoordelijkheid dragen
voor het gebruik en de gereedheid van het apparaat.
Opmerking: Zelftestgegevens met betrekking tot
defibrillatie en pacing worden automatisch
opgeslagen op de PCMCIA-kaart, indien
aanwezig. Het apparaat kan dusdanig
worden geconfigureerd dat bij uitschakel-
ing alle zelftestgegevens op de
gegevenskaart worden gewist. Zie voor
meer informatie de Configuratiehandleid-
ing bij het E Series-apparaat.
Inspectie
Wanneer u het E Series-apparaat inspecteert, dient u
de onderdelen te controleren die in stap 1 t/m 7 van de
ploegendienstcontrolelijst voor de gebruiker worden
vermeld.
Reinigen
E Series-producten en -accessoires zijn bestand tegen
de meeste gebruikte schoonmaakmiddelen en niet-
bijtende reinigingsmiddelen. ZOLL beveelt aan het
apparaat, de paddles en de kabels te reinigen met
een vochtige doek en een van de volgende
reinigingsmiddelen:
•
90% isopropylalcohol (behalve adapters en
patiëntenkabel)
•
Water met zeep
Chloor (30 ml/l water)
•
De onderdelen van de printer mogen alleen met een
zachte, vochtige doek worden gereinigd.
9650-1210-16 Rev. H
Dompel geen enkel onderdeel van het apparaat
(met inbegrip van paddles) onder in water. Gebruik
geen ketonen (ethylmethylketon, aceton, enzovoort).
Gebruik op het scherm geen materiaal dat krassen kan
veroorzaken, zoals papieren doekjes. Steriliseer het
apparaat niet.
Reinig na gebruik altijd de defibrillatiepaddles. Als er zich
gel ophoopt, bemoeilijkt dit de ECG-bewaking met
paddles en kan er voor de gebruiker schokgevaar
ontstaan. Zorg dat de handgrepen van de paddles
schoon blijven.
De printkop van de printer reinigen
De printkop van de printer dient als volgt te worden
gereinigd:
1. Open de deksel van de printer op de bovenzijde van
het E Series-apparaat.
2. Verwijder het papier (indien nodig).
3. Op de voorste rand van het papiervak bevindt zich
een rij zachte, dunne borstelharen.
4. Naast en parallel aan de borstelharen bevindt zich
een dunne, zwarte lijn (printkop).
5. Veeg deze lijn voorzichtig af met een met
(isopropyl)alcohol bevochtigd wattenstaafje.
6. Eventueel achtergebleven alcohol verwijdert u met
een nieuw wattenstaafje.
7. Laad de printer weer met papier.
Het E Series-apparaat testen
De volgende paragrafen gaan over het testen van
onderstaande onderdelen:
•
printer
Defibrillator (semi-automatische modus)
•
Defibrillator (manuele modus)
•
•
Pacemaker (uitsluitend bij versie met pacemaker)
De printer testen
U test de printer als volgt:
1. Controleer of er voldoende papier is.
2. Druk op de knop RECORDER.
De printer werkt tot u opnieuw op de knop drukt.
Houd de GROOTTE knop gedurende minimaal
2 seconden ingedrukt, zodat er een kalibratiepuls
wordt gegenereerd.
11-1