Indien het niet mogelijk is de achterste MFE-pad
op de rug van de patiënt te plaatsen, plaatst u deze
op de standaardplaats voor de apex in de apex-
sternumopstelling. De defibrillatie is dan effectief,
maar pacing is doorgaans minder effectief.
Controleer of de MFE-pads goed contact maken met de
huid van de patiënt en zich niet op de ECG-elektroden
bevinden. Merk op:
Indien de MFE-pads geen contact met de
•
patiënt maken, worden afwisselend het bericht
CONTROLEER ELEKTR. en het bericht SLECHT
CONTACT ELEK weergegeven en wordt er geen
energie afgegeven
•
Indien de MFE-pads kortsluiting vertonen, wordt het
bericht DEFIB-ELEK-KORTSL. weergegeven.
Monitor
Het ECG van de patiënt wordt bewaakt door de patiënt
op het apparaat aan te sluiten via de patiëntenkabel met
3 dan wel 5 afleidingen, MFE-pads of via de paddles.
Het display geeft vier seconden aan ECG weer en
verder de volgende informatie:
•
Gemiddelde hartfrequentie, afgeleid uit de meting
van de RR-intervallen.
Afleidingsselecties - I, II, III, aVR, aVL, aVF, V
•
(met ECG-kabel), PADDLES of ELEKTRODEN
(APLS indien aangesloten op de AutoPulse
ECG-grootte - 0,5; 1; 1,5; 2; 3 cm/mV.
•
•
Uitgangsstroom pacemaker in milliampères
(uitsluitend bij versie met pacemaker).
Stimulatiefrequentie pacemaker in pulsen per
•
minuut (uitsluitend bij versie met pacemaker).
Uitgangsstroom defibrillator in joules.
•
•
Andere meldingen, berichten en diagnostische
codes die betrekking hebben op de bediening.
De ECG-bandbreedte voor monitoring of diagnostiek kan
worden geselecteerd.
Printerfunctie
De printer werkt normaliter in de vertragingsmodus
(6 seconden) om te zorgen dat essentiële ECG-
informatie wordt vastgelegd. De printer kan handmatig
worden geactiveerd door op de knop RECORDER te
drukken. De functie wordt automatisch geactiveerd
wanneer een defibrillatieschok wordt toegediend,
een hartfrequentiealarm in werking treedt of de ECG-
analysefunctie wordt geactiveerd. De printer kan bij
het optreden van deze gebeurtenissen worden
gedeactiveerd.
Batterijen
De E Series maakt gebruik van eenvoudig te vervangen
verzegelde loodzuurbatterijen of lithium-ion batterijen
die, wanneer ze nieuw en volledig opgeladen zijn, ten
minste 2,5 uur monitoring bieden. Het gebruik van
defibrillator, printer en pacemaker verkort deze duur.
9650-1210-16 Rev. H
Wanneer het bericht BATTERIJ BIJNA LEEG op het
display verschijnt en er tegelijkertijd twee pieptonen
hoorbaar zijn, moet de batterij vervangen en opnieuw
opgeladen worden.
Interne batterijoplader
U kunt de batterij in het apparaat opladen via het
wisselstroomnet of een optionele gelijkstroomingang.
Wanneer de E Series op het wisselstroomnet of een
gelijkstroomvoedingsbron aangesloten is, werken de
indicatoren voor LADER AAN als volgt:
De oranjegele indicator voor LADER AAN brandt
•
continu wanneer het apparaat uitgeschakeld is en
de batterij wordt opgeladen of wanneer het apparaat
ingeschakeld is terwijl er een batterij in het apparaat
geplaatst is.
De groene indicator voor LADER AAN brandt
•
continu wanneer het apparaat uitgeschakeld is en
de geïnstalleerde batterij volledig opgeladen is tot
de huidige capaciteit.
•
De groene en oranjegele indicatoren voor LADER
AAN lichten afwisselend op wanneer zich in het
apparaat geen batterij bevindt of er een
batterijlaadfout geconstateerd is.
Wanneer het apparaat niet op het wisselstroomnet
aangesloten is, blijven de indicatoren voor LADER AAN
®
uit. Indien de E Series niet naar behoren functioneert,
Plus).
raadpleegt u de 'Richtlijnen voor het oplossen
van problemen' op pagina 13-1.
Externe batterijoplader
Voor het extern opladen van batterijen en beoordelen
van de capaciteit gebruikt u de ZOLL Base Power
Charger 4x4 of de ZOLL SurePower oplader. Er kunnen
maximaal vier batterijen tegelijk worden opgeladen; het
testen gebeurt automatisch. Zie voor meer informatie de
bedieningshandleiding bij de desbetreffende
batterijoplader van ZOLL.
Diagnostiek
Een computer binnen in het apparaat voert
diagnostische zelftests uit wanneer het product wordt
ingeschakeld en periodiek tijdens het gebruik. Tijdens
het gebruik wordt het bericht Functie* FOUT XX
weergegeven als er een fout wordt geconstateerd. In dat
geval dient u het apparaat uit en weer in te schakelen en
de werking opnieuw te controleren. Indien het apparaat
op gelijkstroom aangesloten is, koppelt u het apparaat
na het uitschakelen los van de stroomvoorziening.
Vervolgens sluit u het apparaat weer aan op de
stroomvoorziening en schakelt u het weer in. Indien het
bericht niet verdwijnt, dient u contact op te nemen met
bevoegde onderhoudstechnici.
* Functie: kan printer, pacemaker, defibrillator, enzovoort zijn.
Algemene informatie
1-9