Randapparatuur installeren
2.
Verbind een RS485-gegevenskabel tussen het paneel en elk apparaat in een
ringnetwerkconfiguratie met de informatie in de tabellen hieronder.
3.
Plaats een 680Ω-eindweerstand aan het einde van de bus.
4.
Schakel de stroom voor het systeem in en de apparaten worden automatisch geregistreerd
Aansluiting op Intellibus
Opmerking:
Sluit geen andere randapparatuur dan camera-PIR's, GSM-/GPRS*-
of ethernetmodules aan op deze bus. Het aanspreken van apparaten op
de Intellibus gebeurt automatisch. Camera-PIR's gebruiken het Prefix
80-adres. Het instellen van het adres wordt opeenvolgend toegewezen
in volgorde van registratie.
1.
Als het systeem geen stroom meer
krijgt, verbindt u ommunicatie-
modules zoals vereist.
2.
Verbind iedere beugel voor
de camera-PIR's naar de Intellibus
in een leiding en/of ringnetwerk-
configuratie met de informatie
in de tabel hieronder. Monteer
de camera-PIR's op dit moment
nog niet aan de beugels.
3.
Plaats bij aftakleidingen langer dan 100 m alleen een 120Ω-eindweerstand (EOL)
op de twee langste aftakleidingen. Camera-PIR's bevatten een ingebouwd, jumper-
geactiveerde EOL-weerstand als dat nodig is.
4.
Wanneer u twee of meer aftakleidingen met eindweerstand gebruikt, verwijdert
u de lijnafsluiterlink naast de Intellibus-connector op de printplaat van het paneel
(zie Printplaatindeling en aansluitingen op pagina 13).
5.
Schakel de stroom in voor het systeem en ga naar menu optie 72 als de configuratie
klaar is, en start de automatische leermodus.
6.
Monteer iedere camera-PIR op volgorde op de beugels en verifieer de registratie.
Ieder apparaat heeft een aantal minuten nodig om op te starten en te configureren.
*) Zie de bijgevoegde handleiding voor de GSM-/GPRS-module voor meer informatie
over de installatie.
28
Paneel Randapparatuur
+12 V
+ V in
–
0 V
A
A
B
B
Paneel Randapparatuur
C
D
0 V
+12 V
Galaxy Flex/Flex+ -
Installatiehandleiding
C
D
−
+