Galaxy Flex/Flex+ -
Installatiehandleiding
1=Mode
Met de optie Mode wordt het controleniveau bepaald waaraan de geselecteerde
zones worden onderworpen voordat het systeem kan worden ingeschakeld. Als mode
kan een van de volgende opties worden geselecteerd:
Uitgeschakeld (standaard): de controleoptie is uitgeschakeld; ook als er zones zijn
geselecteerd, worden deze niet gecontroleerd.
Waarschuwing: wanneer de inschakelprocedure is gestart, wordt de gebruiker op de hoogte
gebracht van het aantal geselecteerde controlezones die niet zijn geactiveerd sinds het systeem
is uitgeschakeld. Druk op
de inschakelprocedure. De zones die niet zijn geactiveerd, hoeven niet te worden getest.
Auto Test: wanneer de inschakelprocedure is gestart, wordt de gebruiker op de hoogte
gebracht van het aantal geselecteerde controlezones die niet zijn geactiveerd sinds het
systeem is uitgeschakeld en klinkt er een waarschuwing; druk op de toets
zones te bekijken. Deze zones moeten worden getest voordat u kunt verdergaan met de
inschakelprocedure.
Geforceerd: wanneer de inschakelprocedure is gestart, wordt in het bediendeel van het
aantal geselecteerde controlezones in het systeem weergegeven; druk op de toets
de adressen van de controlezones te bekijken. Alle reeds geselecteerde zones moeten worden
getest voordat de inschakeling kan plaatsvinden.
2=Selecteer Zone
Wanneer u de optie selecteert, worden het adres en de functie van de eerste zone
van het systeem weergegeven. Gebruik
van een specifieke zone op. Als u de status van het controlekenmerk van de zone wilt
wijzigen, drukt u op
met de melding IN CONTROLE. Selecteer op dezelfde wijze de overige zones die u aan
een controle wilt onderwerpen. Zodra alle zones zijn geselecteerd, drukt u op
Remote reset [67]
Met de optie Remote Reset kan een gebruiker een installateursreset uitvoeren als deze
is geautoriseerd door de meldkamer (ARC; Alarm Receiving Centre). Wanneer er sprake
is van een alarm waarvoor een installateursreset nodig is, wordt in het bediendeel een
nummer weergegeven, dat, wanneer dit wordt gemeld aan de alarmcentrale, wordt
gedecodeerd en vervangen door een nieuw nummer. Wanneer dit nieuwe nummer wordt
ingevoerd, wordt hiermee de centrale gereset. Wanneer de installateurscode wordt
ingevoerd, wordt tevens de centrale gereset.
Opmerking: Voor de alarmomstandigheden die op afstand moeten worden gereset,
moeten de juiste waarden in de parameters Alarm Reset, Sab. Reset of
Paniek Reset worden geprogrammeerd voor de installateursreset (type 7).
A
B
of
om de zones te bekijken. Druk op
0 CONTROLE ZNS
ENT=KIJKEN
A
#
. Het bediendeel geeft aan dat de zone in de controle is opgenomen
B
of
om een zone te selecteren of geef het adres
Remote reset [67]
ent
om door te gaan met
A
B
of
om de
A
of
esc
.
B
om
199