Galaxy Flex/Flex+ -
Installatiehandleiding
Geheugen [64.4]
Met dit kenmerk wordt bepaald welke aangepaste zoneactiveringen in het geheugen worden
opgenomen. Wanneer u Geheugen selecteert, wordt de huidige selectie weergegeven.
Wanneer u de selectie wilt wijzigen, drukt u op de toets # om te schakelen tussen de opties
van het menu Geheugen:
Uitgeschakeld
In/Uitgangstijd
Aktief/24 uur
Alleen Alarm
Opmerking:
Voorbeeld van het samenstellen van een zone
Stel een zone samen met de volgende kenmerken:
De sirene-uitgangen worden geactiveerd wanneer het systeem is ingesteld.
De Link-A-uitgangen worden geactiveerd wanneer het systeem is uitgeschakeld.
Er wordt een alarmsituatie gegenereerd wanneer het systeem geheel of gedeeltelijk
is ingesteld.
Er wordt geen alarmsituatie gegenereerd tijdens de instellings- en uitschakelprocedure.
De zone fungeert als terminator wanneer het systeem wordt ingesteld.
Alle activeringen worden in het geheugen opgenomen (zowel ingesteld als
uitgeschakeld).
Een Assemble Zone programmeren:
(Uitgaande van standaardfabrieksinstellingen)
1.
Selecteer optie 64=ASSEMBLE ZONES en druk vervolgens op
2.
Selecteer een aangepaste zone (1 = Custom-A, 2 = Custom-B) en druk op
Uitgangen wordt weergegeven.
ent
3.
Druk op
om deze optie te selecteren. 01=Sirenes wordt weergegeven.
#
4.
Druk op
. Nachtstand wordt weergegeven.
5.
Type 51. Link-A wordt weergegeven. Druk op
#
6.
Druk op
. Dagstand wordt weergegeven.
de Aangepaste zoneactiveringen worden niet in het geheugen opgenomen.
Aangepaste zoneactiveringen worden alleen in het geheugen opgenomen
tijdens de in- en uitschakelprocedure.
Alle aangepaste zoneactiveringen worden in het geheugen opgenomen
(zowel in de in- als de uitschakelstand).
De aangepaste zone wordt alleen in het geheugen opgenomen wanneer
een activering leidt tot een alarmsituatie.
Het openen (+) en sluiten (–) van aangepaste zones worden
in het geheugen opgeslagen.
Assemble zone [64]
ent
#
. Nachtstand wordt weergegeven.
.
ent
.
191