Galaxy Flex/Flex+ -
Installatiehandleiding
Gebruiker Configuratie [56.2]
In dit gedeelte kunt u berichten definiëren die direct naar de mobiele telefoon
van een eindgebruiker worden verzonden.
│
├── 1 = Mobiel nummer 1
│
├── 2 = Mobiel nummer 2
│
├── 3 = Mobiel nummer 3
│
├── 4 = SMS-triggers
│
│
│
├── 1 = Inbraak
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
│
├── 2 = Paniek
│
│
│
├── 3 = Brand
│
│
│
├── 4 = Fout
│
│
│
├── 5 = Technisch
│
│
│
├── 6 = Voeding
│
│
│
└── 7 = Ingeschakeld
│
└── 5 = Sms site-ID
Mobiel nummer [56.2.1], [56.2.2] of [56.2.3]
Met deze drie opties kunt u drie verschillende mobiele nummers (max. 22 cijfers) voor
berichtontvangers opgeven.
Triggers [56.2.4.gebeurtenis]
Met deze optie kunt u de triggergegevens instellen voor de verschillende soorten
gebeurtenissen die in de menustructuur hierboven zijn genoemd.
1=Omschrijving
2= Status
3= Mobiel Volgorde
Sms site-ID [56.2.5]
Met deze optie kunt u een ID opgeven die aan alarmberichten via sms wordt toegevoegd
om de locatie of het alarmsysteem te identificeren.
│
├── 1 = Omschrijving
│
├── 2 = Status (0 = Uitgeschakeld, 1 = Ingeschakeld)
│
├── 3 = Mobiel Volgorde
│
└── 4 = Blokken
┐
│
│
│
│
│
Elk van deze gebeurtenisopties
├
heeft dezelfde subopties
│
zie 1 = Inbraak
│
│
│
┘
Desgewenst u kunt een alternatieve beschrijving van 16 tekens
opgeven voor het alarmtype, ter herkenning door de ontvanger.
Hiermee kunt u de trigger in- en uitschakelen.
Definieer de volgorde waarin de drie mobiele nummers worden
gebruikt om een gebeurtenis te verzenden.
Communicatie [56]
163