Galaxy Flex/Flex+ -
Installatiehandleiding
Audio [56.6]
Gebruik deze optie om Audiotransmissie in te stellen om de audioverificatie van een alarm
mogelijk te maken. Aan elke systeemzone kan één audiokanaal worden toegewezen,
elk met maximaal drie microfoons. Na een alarmtransmissie via PSTN kan de centrale
worden geprogrammeerd om audio die is opgenomen vanaf de alarmactivering en live
audio direct naar de meldkamer door te sturen. De volgende opties zijn beschikbaar:
│
├── 1 = Inluister (0 = Uitgeschakeld, 1 = Ingeschakeld)
│
├── 2 = Audio kanaal
│
│
│
└── Selecteer audiokanaal (0 = Uitgeschakeld, 1 = Ingeschakeld)
│
└── 3 = Voor Alarm – Voor Alarm Tijd 00 (0 tot 10 s; de standaardwaarde is 5)
Inluister [56.6.1]
Met deze optie kan een gebruiker de audioverificatie op locatie verrichten nadat de centrale een
alarmsignaal naar de alarmcentrale heeft gestuurd (0=Uitgeschakeld, 1 = Ingeschakeld).
Audio module [56.6.2]
Met deze optie kunt u de status van de audiokanalen beheren. Selecteer het audiokanaal
dat u wilt in- of uitschakelen.
Het kanaal heeft een viercijferige notatie. Bijvoorbeeld: Kanaal 9024.
9=Lijnnummer (vast)
0=Audio-interfacenummer (vast)
2=Mux-modulenummer
4=Audiokanaal
ent
Druk op
om de status van het huidige audiokanaal weer te geven, bijvoorbeeld:
ent
Als u nogmaals op
Voor alarm [56.6.3]
Gebruik deze optie om de opnametijd voor de alarmvertraging in te stellen. Het audiokanaal
neemt voortdurende tien seconden aan audiomateriaal op. Zodra een alarm wordt
geactiveerd, stopt het systeem de opname en wordt er tien seconden aan audiogegevens
opgeslagen. Gebruik de parameteren Voor Alarm Tijd om de alarmvertraging voor
de opgenomen audio in te stellen.
INGESCHAKELD
0=UITGESCHAKELD
drukt, schakelt u het audiokanaal uit.
KANAAL
[ent]=Selecteer
9024 I
9024
Communicatie [56]
E = ingeschakeld,
U = uitgeschakeld
171