Galaxy Flex/Flex+ -
Programmeer Uitgangen [53]
Installatiehandleiding
67 RF Supervisie (Vasthoudend)
Deze uitgang wordt geactiveerd bij een toezichtfout van één van de RF-detectors.
De uitgang wordt geactiveerd wanneer het systeem geen signalen (zoals periodieke check-
insignalen) heeft ontvangen van een specifieke detector binnen de geprogrammeerde
toezichtperiode.
68 Sirene Fout (Meegaand)
Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer een sirenefoutzone een foutmelding veroorzaakt.
72 – 75 ATM-1, ATM-2, ATM-3, ATM-4 (Meegaand)
Een ATM-uitgang wordt geactiveerd als het bijbehorende ATM-zonetype wordt overbrugd.
Deze uitgang is een meegaande uitgang en volgt de overbrugde status van de ATM-zonetypen.
76 Fout (Vasthoudend)
Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer er een foutomstandigheid aanwezig is
op de centrale en wordt gewist wanneer alle foutomstandigheden zijn gewist.
De volgende fouttypes activeren de foutuitgang:
Lijnfout (willekeurige module), ARC-communicatiefout (willekeurige module), RF-storing,
RF-accufout, RF-toezichtfout, sirenefout (van een sirenefoutzone), 230 VAC-fout (centrale,
wisselstroomzone of voeding), accufout (centrale, accuzone of voeding), afdekfout.
Bij SMS-signaleringsfouten worden de foutuitgangen niet geactiveerd.
77 Sirene Test (pulseren)
Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer het sirenetest wordt geselecteerd in menu
32. Dit zorgt ervoor dat de sirene- en flitseruitgangen worden geactiveerd. Deze uitgang
wordt normaal gesproken gebruikt om een relais te activeren dat de voeding van de sirene
onderbreekt.
78 Communicatie Test (Puls)
Deze uitgang wordt gebruikt voor remote routine-inspectie via de downloadsoftware.
Wanneer een remote inspectie wordt uitgevoerd, wordt deze uitgang gedurende 10 seconden
ingeschakeld om de testingang van een extern communicatieapparaat te activeren.
81 Inluister (Vasthoudend)
D Deze uitgang wordt geactiveerd na een alarmactivering wanneer er een audiotransmissie
wordt uitgevoerd.
82 Brand Reset (Puls)
Deze uitgang wordt gebruikt om de vergrendeling van vuursensoren te resetten waarvoor
de stroom moet worden uitgeschakeld om te resetten na activatie. De negatieve voeding
naar de sensor moet worden bedraad naar de Brandresetuitgang. Via een activatie kunnen
B
de brandsensoren worden gereset door de knoppen
en
tegelijkertijd in te drukken
op het bedieningspaneel. De stroom voor de sensoren wordt uitgeschakeld tijdens
de programmering van de pulseertijd voor de uitgang. Tijdens deze periode worden
alle brandzones op het systeem genegeerd.
145