Galaxy Flex/Flex+ -
Installatiehandleiding
Opmerking:
De uitgang Geschakeld DC heeft een positieve polariteit, maar is in normale
toestand 0 V en gaat bij activering naar 12 V. De uitgangsmodus is normaal
gesproken Puls.
4=Diagnose opname
Schakel dit kenmerk in zodat het kan worden gebruikt tijdens de diagnostische
test (zie Opnemen [61.2.3]). Deze test kan ook op afstand worden uitgevoerd.
5=Omschrijving
Met dit kenmerk wordt een omschrijving van maximaal twaalf tekens toegewezen
aan elke uitgang.
6=Bediening
Met dit kenmerk kan de status van bepaalde centrale-uitgangen door de gebruiker worden
beheerd via het TouchCenter. Er zijn twee opties:
1=Mode
2=Status weergeven
7=Uitgangsblokken
Opmerking:
Het kenmerk Uitgangsblokken is alleen beschikbaar als er blokken in het
systeem zijn ingeschakeld (raadpleeg Opties [63]).
Gebruik dit kenmerk om de uitgang aan blokken in het systeem toe te wijzen. Een uitgang
kan aan meerdere blokken worden toegewezen. Alle uitgangen zijn standaard op alle
blokken in het systeem ingesteld.
Wanneer u het kenmerk selecteert, worden de blokken weergegeven waaraan de uitgang
op dat moment is toegewezen. Druk op de betreffende cijfertoetsen om de statuswaarden
van het blok weer te geven en druk op
Als het blokkennummer op de bovenste regel wordt weergegeven, is het blok toegewezen
aan de uitgang.
Als er een liggend streepje wordt weergegeven in plaats van het blokkennummer,
is het blok verplaatst naar de uitgang.
De uitgang wordt geactiveerd als er een gebeurtenis plaatsvindt in een van de blokken
die aan de uitgang zijn toegewezen, tenzij de uitgangsblokstatus is geprogrammeerd.
Systemen met meerdere blokken
De grotere Flex- en Flex+-systemen hebben meer dan acht blokken. Deze worden
op het bediendeel in sets van acht blokken weergegeven. Druk op de toets A of B
om de verschillende groepsblokken weer te geven. Druk op de toetsen 1-8 om
de statuswaarden van de relevante groep in het betreffende blok weer te geven.
Elke verlichtingsuitgang kan worden ingesteld op 0=UIT,
1=Schakelen of 2=Trigger.
Als de Bediening is ingesteld op Schakelen of Trigger, kan
de uitgang worden beheerd via het TouchCenter waarvan
de blokkaart het blok van de uitgang bevat. Als de Bediening
is ingesteld op UIT, kan de uitgang niet worden beheerd
of bekeken via het TouchCenter.
De status kan 0=UIT of 1=AAN zijn. Als de status AAN
is toont de verlichting de status van de uitgang.
ent
.
Programmeer Uitgangen [53]
133