Opmerking:
Zorgverleners kunnen de patiënt extern monitoren. Referentie
Verplegingoproepinterface
akoestische alarmen mogen uitschakelen en de helderheid van de
achtergrondverlichting kunnen dempen of uitschakelen, moet worden voorkomen
dat zowel de akoestische als de visuele alarmen worden gereduceerd, tenzij er gebruik
wordt gemaakt van een extern monitoringsysteem. Ook wanneer een extern
monitoringsysteem wordt gebruikt, moeten de zorgverleners attent blijven en de
patiënten regelmatig controleren.
ALARM DEMPEN
De fabrieksinstelling voorziet in zowel visuele als akoestische alarmen voor
alarmcondities. Instellingen kunnen ervoor kiezen akoestische alarmen tijdelijk
te onderdrukken en uitsluitend te vertrouwen op visuele alarmen. Hiervoor
kunnen zorgverleners op het pictogram ALARM DEMPEN drukken. De
standaardduur voor ALARM DEMPEN is twee (2) minuten. Om deze duur te
wijzigen, moet een bevoegde servicetechnicus een andere standaardinstelling
voor het instituut invoeren in de Servicemodus.
ALARM DEMPEN blijft te allen tijde beschikbaar. Referentie
menuopties, p. 4-11.
Niet actief — Als ALARM DEMPEN niet actief is, blijft het pictogram ALARM
•
DEMPEN wit op een grijze achtergrond.
Actief — Als ALARM DEMPEN actief is, wordt het pictogram ALARM DEMPEN
•
geel op een grijze achtergrond en wordt de resterende tijd vermeld. Een geel
alarmpictogram boven de alarmgrenzen geeft aan dat er sprake is van een actieve
ALARM DEMPEN status.
AUDIO ALARM UIT
De fabrieksinstelling voorziet in zowel visuele als akoestische alarmen voor
alarmcondities. Instellingen kunnen ervoor kiezen akoestische alarmen uit te
schakelen en uitsluitend te vertrouwen op visuele alarmen. Om zorgverleners de
akoestische alarmen uit te laten schakelen, moet een bevoegde servicetechnicus
deze alarmsysteeminstelling wijzigen in de Servicemodus.
Gebruiksaanwijzing
gebruiken, p. 5-19. In instellingen waar zorgverleners alle
Gebruikersinterface
Inleiding op
4-49