Bediening
Netvoeding
4.2.1
Als de batterij moet worden opgeladen en de gebruiker het
monitoringsysteem aansluit op netvoeding, zal de indicator voor batterijstatus
branden tot de interne batterij volledig is opgeladen. Als de gebruiker het
monitoringsysteem uitschakelt terwijl de interne batterij wordt opgeladen, zal
de indicator voor batterijstatus blijven branden en zal de interne ventilator
inschakelen tot het laden is voltooid. Referentie
p. 3-4.
Batterijvoeding
4.2.2
Batterijstatus
WAARSCHUWING:
Gebruik het monitoringsysteem niet met een lege batterij of met lage
spanning.
Referentie
van de interne batterij.
Het gele waarschuwingslampje BATTERIJ BIJNA LEEG knippert en er klinkt een
alarm met gemiddelde prioriteit wanneer de resterende batterijlading ongeveer
14% bedraagt. Het rode waarschuwingslampje BATTERIJ BIJNA GEHEEL LEEG
knippert en er klinkt een alarm met hoge prioriteit wanneer de resterende
batterijlading ongeveer 4% bedraagt. De batterij zal helemaal leeg raken en het
monitoringsysteem schakelt uit als het systeem niet op netvoeding wordt
aangesloten wanneer de batterij bijna geheel leeg is. Referentie Batterijstatus, p.
4-3, voor een beschrijving van de condities waarbij de batterij bijna leeg of bijna
geheel leeg is.
Sluit het monitoringsysteem op een netvoedingsbron aan om een visueel of
akoestisch batterijstatusalarm te annuleren. De waarschuwingsstatus voor
bijna lege batterij blijft bestaan zolang de batterij in lage spanningsstatus is of
tot de zorgverlener op NEGEREN drukt voor het alarmbericht Batterij Bijna
Leeg.
Meter voor batterijstatus
WAARSCHUWING:
Gebruik het monitoringsysteem niet met een lege batterij of met lage
spanning.
4-2
Stroomverbruik
batterij, p. 3-6, voor details over het gereedmaken
Aansluiten op de
netvoeding,
Gebruiksaanwijzing