Problemen oplossen
WAARSCHUWING:
Als u twijfelt aan de nauwkeurigheid van een meting, dient u de vitale functies
van de patiënt op een andere manier te controleren. Controleer of het
monitoringsysteem naar behoren functioneert.
Het monitoringsysteem is bedoeld om directe feedback te geven als
ondersteuning aan hulpverleners om die handeling uit te voeren die op dat
moment noodzakelijk is. De alarmcondities verschijnen in volgorde van
prioriteit. Druk op de toets MEER INFO voor suggesties om het betreffende
bericht op te lossen. Als het monitoringsysteem de zorgverlener toestaat de
conditie te negeren, wordt het alarm opgeheven met een druk op NEGEREN,
maar dit heft de conditie niet op; hiervoor is een handeling van de zorgverlener
nodig.
Als het monitoringsysteem een conditie constateert waarvoor interventie van
de zorgverlener nodig is, verschijnt er een prompt of een foutbericht met een
aanbevolen handeling.
Opmerking:
Door op ALARM DEMPEN te drukken, wordt elke akoestische toon gedurende twee
(2) minuten onderdrukt. De resterende onderdrukkingsduur wordt aangegeven met
een afteltimer.
Prompts — Voor prompts is een reactie noodzakelijk. Bijvoorbeeld de prompt
•
GEREED: BEVESTIG SENSOR OP PATIËNT+MONITOR herinnert de gebruiker eraan
zowel een interfacekabel als een sensor aan te sluiten op het monitoringsysteem
en de patiënt.
Alarm en foutconditiemeldingen — Wanneer het monitoringsysteem een
•
foutconditie constateert, toont het het alarmbericht, suggereert een corrigerende
handeling en laat een alarm horen. Het systeem blijft de patiënt monitoren.
Bijvoorbeeld het foutbericht SENSORDISCONNECTIE laat een eventuele handeling
over aan de gebruiker, maar voor het foutbericht PULSFREQUENTIE LAAG is
onmiddellijke interventie van de zorgverlener vereist.
8-2
Afbeelding 8-1 Biep na meting
Gebruiksaanwijzing