Wanneer een gebruiker een aanbevolen sensor voor de eerste maal aanbrengt
bij een patiënt, kan het monitoringsysteem een pulssignaal verliezen. Na verlies
van het pulssignaal, geeft het monitoringsysteem een alarm.
Fout sensordetectie
4.3.2
Na een geslaagde Zelftest bij Inschakelen laat het monitoringsysteem een
signaal van één seconde horen om aan te geven dat de Zelftest bij Inschakelen
succesvol is uitgevoerd.
Wanneer het monitoringsysteem geen aanbevolen sensor detecteert, geeft het een
gebruikersprompt om aan te geven dat het in de gereedstatus is en dat de
zorgverlener een sensor op de patiënt en het monitoringsysteem moet aansluiten.
Gebruikersinterface
4.4
Standaard monitoringscherm en trendgegevens
4.4.1
Gebruikers krijgen informatie over het monitoringsysteem via het
monitoringscherm. Dit is met name van belang voor real-time en historische
patiënttrendgegevens die als plethysmogram, pulsamplitudestaafdiagram of
saturatie en pulsfrequentiewaarden kunnen worden weergegeven, afhankelijk
van het gebruikte monitoringscherm. Referentie
en
trendgegevens, p. 4-9, voor inzicht in de real-time trendgegevens.
Referentie
historische trendgegevens. Referentie
beter beheer van de real-time en historische trendgegevens. Wanneer het
monitoringsysteem corrupte trendgegevens detecteert, zal het de
zorgverleners daar op attenderen middels een bericht TRENDGEGEVENS
VERLOREN. De gebruiker kan ervoor kiezen de lay-out van het
monitoringscherm naar wens aan te passen, instellingen kunnen een andere
standaardinstelling aangeven. De standaardinstellingen van een instituut die
afwijken van de beschikbare opties in de Servicemodus moeten door een
bevoegde servicetechnicus worden aangepast. Referentie
monitoringscherm, p. 4-36.
Gebruiksaanwijzing
Menu
MONITORINGHISTORIE, p. 4-24, voor inzicht in de on-line
Standaard monitoringscherm
Beheer
trendgegevens, p. 5-1, voor een
Indeling
Gebruikersinterface
4-9