Bediening
Let op:
Als u niet bij elke pulsatie een pieptoon hoort, betekent dit dat het volume van de
pulstoon op nul is gezet, dat de luidspreker defect is of dat er een probleem met
het signaal is. Reset het apparaat.
Wanneer de gebruiker een aanbevolen sensor voor de eerste maal aansluit,
verschijnt er gedurende vier tot zes seconden een bericht
"SENSORDISCONNECTIE:xxxx". Het bericht vermeldt het type sensor dat
wordt aangesloten op het monitoringsysteem. Het sensortype bepaalt de
actieberichten in de sensorbericht(en)functie.
Het monitoringsysteem geeft streepjes voor %SpO
het zoekt naar een geldige puls. Voor optimale prestaties dient u het
monitoringsysteem gedurende ongeveer vijf tot tien seconden te laten zoeken
naar een puls en zich daarop in te stellen.
Zodra het monitoringsysteem een goede puls detecteert, schakelt het over
naar de monitoringmodus en toont het de patiëntparameters.
De beweging van het pulsamplitudestaafdiagram of het plethysmogram en
het knipperende hartpictogram zijn visuele indicatoren van real-time
gegevens. De pulstoon is een akoestische indicator van de real-time
patiëntgegevens.
4-8
Afbeelding 4-2 Sensortypebericht
en pulsfrequentie, terwijl
2
Gebruiksaanwijzing