Download Print deze pagina

Covidien Nellcor Gebruiksaanwijzing pagina 60

Bedside respiratoir patiëntmonitoringsysteem
Verberg thumbnails Zie ook voor Nellcor:

Advertenties

Bediening
alarmgrenzen overschrijdt, klinkt er een alarm. Referentie
pulsfrequentiealarmgrenzen
Pulsfrequentiegrenzen — De standaard bovengrens voor volwassenen is
170 spm en de ondergrens is 40 spm. De standaard bovengrens voor neonaten is
190 spm en de ondergrens is 90 spm. Als de modus Neonaat is ingeschakeld, zal
het pictogram NEO tussen de grenswaarden verschijnen. Elke keer wanneer de
pulsfrequentie van de patiënt deze alarmgrenzen overschrijdt, klinkt er een alarm.
Referentie
SatSeconds™ Alarmmanagement — De fabrieksinstelling voor volwassenen
voor SatSeconds™ is 100 SatSeconds. De fabrieksinstelling voor neonaten voor
SatSeconds™ is UIT. Er klinkt een alarm dat is gebaseerd op een overschrijding van
de SatSeconds™ alarmgrenzen. Referentie
4-20.
Saturatiepatroondetectie (SPD) — De SPD™ waarschuwingsfunctie is niet
geïndiceerd voor gebruik bij pediatrische patiënten, maar uitsluitend bij volwassen
patiënten. Deze optie is niet beschikbaar voor neonaten. De standaard SPD-
alarmgevoeligheid voor volwassenen is een waarde van één (1), zijnde het meest
gevoelig voor desaturatiepatronen. Referentie
waarschuwingsgevoeligheid, p. 4-23. Wanneer de SPD™ waarschuwingsfunctie
is ingeschakeld, wordt de SatSeconds™ parameter automatisch ingeschakeld met
een instelling van 100.
Pulse Rate Delay parameter — Gebruik de pulse rate delay parameter voor
onderscheid tussen klinisch significante alarmen en niet ernstige hinderlijke
alarmen. De standaardinstelling is UIT. Referentie
Pulse Rate
Tijdelijke alarmgrenzen
De eerste waarden in het grenzenscherm zijn de fabrieksinstellingen of zijn de
standaardinstellingen voor de instelling zefl, ingesteld door bevoegde
servicetechnicus. Referentie Fabrieksinstellingen, p. 4-15. Elke wijziging van
deze instellingen is tijdelijk, de instellingen keren terug naar de fabrieks of
standaardinstellingen voor het instituut na uit en inschakelen.
Opmerking:
Grenswijzigingen blijven van kracht zolang het monitoringsysteem ingeschakeld blijft,
maar keren terug naar de fabrieks of standaardinstellingen voor het instituut zodra het
wordt uitgeschakeld. De standaardinstellingen voor het instituut mogen alleen door
bevoegde servicetechnici worden geconfigureerd en opgeslagen volgens de Service
Manual.
Tijdelijke SpO
Druk in de normale monitoringmodus op MENU.
1.
Druk op ALARMGRENZEN
2.
4-18
instellen, p. 4-18.
Tijdelijke SpO2 en pulsfrequentiealarmgrenzen
Delay, p. 4-24.
en pulsfrequentiealarmgrenzen instellen
2
Tijdelijke SpO2 en
instellen, p. 4-18.
SatSeconds-alarmgrenzen
Instellen van de OxiMax SPD™
Parametergrenzen alarmbeheer
instellen, p.
Gebruiksaanwijzing

Advertenties

loading