Let op:
Het gebruik van de parameter SPD verandert niets aan de noodzaak de
grenzen passend voor de patiënt die wordt bewaakt, in te stellen.
Selecteer standaard monitoringsysteemalarmgrenzen voor volwassenen of
neonaten. Referentie
de modus Volwassene of Neonaat. Het monitoringsysteem wordt geleverd
met fabrieksinstellingen. De fabrieksinstellingen vallen in twee groepen:
volwassene en neonaat. Het monitoringsysteem gebruikt automatisch
volwassene pediatrische alarmgrenzen bij het opstarten. Elke tijdelijke
wijziging van het menu ALARMGRENZEN blijft actief tot het wordt
uitgeschakeld of tot er een voedingsonderbreking optreedt die langer dan 30
seconden duurt. Laat een bevoegde servicetechnicus de standaardinstellingen
voor het instituut instellen die afwijken van de fabrieksinstellingen, zoals
beschreven in de Service Manual.
Opmerking:
De mogelijkheid om alarmgrenzen aan te passen kan worden in of uitgeschakeld door
gekwalificeerd onderhoudspersoneel. Dit wordt beschreven in de Service Manual.
Standaard alarmgrenzen en parameters
SpO
•
ondergrens is 85%. De standaard bovengrens voor neonaten is 95% en de
ondergrens is 85%. Als de modus Neonaat is ingeschakeld, zal het pictogram NEO
tussen de grenswaarden verschijnen. Elke keer wanneer de patiëntsaturatie deze
Gebruiksaanwijzing
De alarmmodus
Afbeelding 4-4 Menuopties ALARMGRENZEN
Grenzen — De standaard bovengrens voor volwassenen is 100% en de
2
instellen, p. 4-31, voor het instellen van
Gebruikersinterface
4-17