Factoren die de werking kunnen beïnvloeden
Patiëntcondities
6.3
Applicatieproblemen en bepaalde patiëntgebonden factoren kunnen invloed
hebben op de metingen van het monitoringsysteem en leiden tot het
wegvallen van het pulssignaal.
Anemie — Anemie veroorzaakt een verminderd arterieel zuurstofniveau. Hoewel
•
de SpO
zijn. Het verbeteren van de anemie kan het arteriële zuurstofniveau verhogen. Het
monitoringsysteem zal mogelijk geen SpO
hemoglobineconcentratie daalt tot onder 5 gm/dl.
Dysfunctionele hemoglobinen — Dysfunctionele hemoglobinen, zoals
•
carboxyhemoglobine, methemoglobine en sulfhemoglobine kunnen geen
zuurstof transporteren. SpO
echter toch hypoxisch zijn omdat er minder hemoglobine beschikbaar is voor
zuurstoftransport. Een verdere beoordeling naast pulsoxymetrie wordt
geadviseerd.
Andere mogelijke patiëntcondities kunnen ook van invloed zijn op de metingen.
•
–
–
–
–
–
–
–
Vermindering EMI (elektromagnetische
6.4
interferentie)
WAARSCHUWING:
Een EMI-storing kan blijken uit onjuiste meetresultaten, ophouden met
functioneren of anderszins onjuist functioneren.
6-4
-metingen normaal kunnen lijken, kan een anemische patiënt hypoxisch
2
Slechte perifere perfusie
Overmatig bewegen van de patiënt
Veneuze pulsaties
Donker huidpigment
Intraveneuze kleurstoffen zoals indocyaninegroen of methyleenblauw
Extern toegepaste kleurstoffen (nagellak, verf, kleurstof bevattende crème)
Defibrillatie
-waarde geven als de
2
metingen kunnen normaal lijken; de patiënt kan
2
Gebruiksaanwijzing