k k k k k Instellen van het celbereik voor grafische gegevens
Het celbereik XCellRange en YCellRange op het grafisch scherm worden automatisch
ingesteld afhankelijk van de cellen die u in de spreadsheet selecteert. Ga als volgt te werk
om deze instellingen manueel te veranderen.
De automatische instellingen voor XCellRange en YCellRange verwijzen altijd naar een
reeks rijen in een specifieke kolom. Met de manuele instellingen kunt u een reeks rijen in een
specifieke kolom, of een reeks kolommen in een specifieke rij opgeven.
u De instellingen voor XCellRange en YCellRange manueel wijzigen
1. Druk op 6(SET) in het submenu GRPH om het instelscherm te openen.
2. Gebruik de cursortoetsen f en c om
XCellRange aan te klikken.
3. Druk op 1(CELL) of voer een waarde in.
• Als u drukt op 1(CELL), verschijnt de huidige instelling voor XCellRange (in dit
voorbeeld A3:A5) met een invoercursor, zodat u die kunt bewerken.
• Als u een waarde invoert, wordt het huidige celbereik vervangen door de opgegeven
waarde.
• Het functiemenu verandert bij de dubbele punt (:).
4. Celbereik invoeren of wijzigen.
• Druk op 1(:) om een dubbele punt in te voeren.
5. Na het instellen van XCellRange drukt u op Jc om naar YCellRange te gaan. Voer
vervolgens stap 3 tot 4 om dit celbereik in te stellen.
6. Druk na het instellen van alle parameters op J.
9-6-5
Statistische grafieken
20050301