3. Gebruik de cursortoetsen om de celcursor te verplaatsen naar de cel waarvan u de
gegevens wilt plakken.
• Als u in stap 1 een celbereik hebt geselecteerd, wordt de cel die u met de celcursor
selecteert de linkerbovencel van het geplakte bereik. Als u het celbereik A1:B2 knipt,
kunt u door de celcursor op cel C1 te plaatsen de cellen naar C1:D2 plakken.
4. Druk op 1PASTE).
• De gegevens uit de cel(len) die u in stap 1 hebt geselecteerd worden geknipt en
geplakt op de locatie die u in stap 3 hebt geselecteerd.
k k k k k Kopiëren en plakken
In dit deel wordt uitgelegd hoe u gegevens in een spreadsheet kunt kopiëren en naar een
andere plaats plakken. U kunt de inhoud van een afzonderlijke cel of van een celbereik
kopiëren. Als u gegevens kopieert, kunt u ze meermaals op verschillende locaties plakken.
u Spreadsheetgegevens kopiëren en plakken
1. Selecteer de cel(len) die u wilt kopiëren.
• Meer informatie vindt u onder "Een afzonderlijke cel selecteren" (pagina 9-3-2) en
"Een celbereik selecteren" (pagina 9-3-4).
2. Druk op 2(EDIT)2(COPY).
• De gegevens worden geselecteerd en de plakmodus wordt geopend, zodat het
functietoetsmenu 1 verandert in (PASTE).
• In de volgende stappen kunt u de plakmodus op elk ogenblik verlaten door te drukken
op J.
# Als er al gegevens staan in een cel in het
geplakte gebied, worden die vervangen door
de geplakte gegevens.
# Als een formule in de geplakte gegevens
staat, wordt die altijd opnieuw uitgevoerd na
het plakken. Hierbij is het zonder belang of de
optie "Auto Calc" in het configuratiescherm
(pagina 1-7-5) in- of uitgeschakeld is.
9-4-17
Celgegevens invoeren en wijzigen
# Als in de gegevens die u plakt relatieve
celverwijzingen staan, worden die behandeld
volgens de standaardvoorschriften voor relatieve
celverwijzingen. Meer informatie vindt u onder
"Relatieve celverwijzingen" (pagina 9-4-5).
20050301