Met de cursortoetsen kunt u de cursor over de tabel bewegen. Bij het bewegen van de cursor
krijgt u de volgende informatie:
• Het getal in het aangeklikte element verschijnt volledig onderaan op het scherm (zonder
de beperking tot 6 cijfers).
• De verplaatsing van de cursor laat het scherm verschuiven zodat het deel van de tabel
dat niet te zien is, zichtbaar wordt.
• Als er een beeldwaarde is aangeklikt (in kolom Y1, Y2, etc.), verschijnt het voorschrift
bovenaan op het scherm.
x
• Het argument
wijzigen door de waarden in kolom X te vervangen
Druk op 1(FORM) of op J om terug te keren naar de lijst met tabelvoorschriften.
u Een tabel opmaken waarin ook de afgeleide getallen zijn opgenomen *
Op het configuratiescherm klikt u de rubriek "Derivative" aan en zet u deze aan (ON). In de
tabellen wordt dan ook een kolom opgenomen met de afgeleide getallen.
u
Definitie van het voorschrifttype
U kunt voor volgende voorschrifttypes tabellen definiëren:*
• Een voorschrift in cartesische coördinaten (Y=)
• Een voorschrift in poolcoördinaten (r=)
• Een voorschrift waarin x en y afhangen van een parameter (Parm)
1. Druk terwijl de lijst met voorschriften wordt weergegeven op 3(TYPE).
2. Druk op de cijfertoets voor het voorschrifttype dat u wilt opgeven.
*
1
Er verschijnt een foutmelding als een
voorschrift met een gedefinieerd interval of
een voorschrift met een parameter is
uitgekozen.
5-7-3
Gebruik van tabellen
Bevindt de cursor zich op een
afgeleid getal, dan wordt dit
linksboven aangeduid door "
*
2
20050301
dy
dx
".
/
2
De tabel wordt alleen gemaakt voor het
voorschrifttype dat is opgegeven in de lijst met
voorschriften (Table Func). U kunt geen tabel
maken voor een combinatie van verschillende
voorschrifttypes.
Als u in de modus GRAPH een ander
voorschrifttype dan deze drie types hebt
opgegeven, zal het voorschrifttype bij het
oproepen van de modus TABLE worden gewijzigd
in cartesische coördinaten (Y=).
1