Controleren wat op een grafisch scherm wordt weergegeven
k k k k k Geheugen van het weergavevenster
U kunt maximaal zes sets met instellingen voor het weergavevenster in het geheugen
opslaan om ze later opnieuw te gebruiken.
u De instellingen voor het weergavevenster opslaan
1. Selecteer in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Druk op !3(V-WIN) om het scherm met het weergavemenu op te roepen, en voer
de gewenste waarden in.
3. Druk op 4(STO) om het pop-up-venster te openen.
4. Druk op een cijfertoets om op te geven in welk geheugen voor het weergavevenster u
de instellingen wilt opslaan. Druk daarna op w. Als u drukt op bw, worden de
instellingen in het eerste geheugen voor het weergavevenster (V-Win1) opgeslagen.
u De instellingen uit het geheugen voor het weergavevenster oproepen
1. Selecteer in het hoofdmenu de modus GRAPH.
2. Druk op !3(V-WIN) om het scherm met het weergavemenu op te roepen.
3. Druk op 5(RCL) om het pop-up-venster te openen.
4. Druk op een cijfertoets om op te geven uit welk geheugen voor het weergavevenster u
de instellingen wilt oproepen. Druk daarna op w. Als u drukt op bw, worden de
instellingen uit het eerste geheugen voor het weergavevenster (V-Win1) opgeroepen.
# Als u de instellingen voor het weergavevenster
opslaat in een geheugen waar al instellingen
staan, worden de vorige instellingen
overschreven door de nieuwe instellingen.
5-2-4
# As u de instellingen oproept, worden de huidige
instellingen voor het weergavevenster
vervangen door die welke uit het geheugen zijn
opgeroepen.
20050301