Na het instellen van alle parameters gebruikt u c om [Execute] aan te klikken en drukt u op
een van de volgende functietoetsen om de berekening te maken of de grafiek te tekenen.
• 1(CALC) ... Voert de berekening uit.
• 6(DRAW) ... Tekent de grafiek.
Voorbeeld berekeningsresultaat
χ
................................. χ
2
p
.................................. p-waarde
df
................................. aantal vrijheidsgraden
Na het tekenen van een grafiek kunt u de volgende functies voor het onderzoek van de grafiek
uitvoeren.
• 1(CHI) ... Weergave van de χ
Als u drukt op 1(CHI), verschijnt de χ
weergegeven op de overeenkomstige plaats in de grafiek (tenzij die buiten het scherm valt).
Druk op J om de χ
2
-waarde te wissen.
•2(P) ... Weergave van p-waarde.
Druk op 2(P) om de p-waarde weer te geven onder op het scherm zonder de cursor weer te
geven.
Druk op J om de p-waarde te wissen.
# Druk terwijl het resultaat op het scherm staat
op 6('MAT) om de Matrix Editor op te
roepen. Hiermee kunt u de inhoud van
matrices wijzigen en weergeven.
# Om de grafiek te tekenen worden de
volgende instellingen voor het
weergavevenster (V-Window) gebruikt:
Xmin = 0, Xmax = 11,5, Xscale = 2,
Ymin = –0,1, Ymax = 0,5, Yscale = 0,1
6-5-19
Tests
2
-waarde
2
-waarde.
2
-waarde onder op het scherm. De cursor wordt
# Als u een analysefunctie uitvoert, worden de
χ
2
- en p-waarden automatisch opgeslagen in
de respectieve lettervariabelen C en P.
20050301