Papier en ander afdrukmateriaal
Het is belangrijk dat u de juiste soort selecteert voor het papier dat in de lade is geplaatst. Het
apparaat herkent verscheidene papiersoorten wanneer elke pagina de papierbaan doorloopt, en
als er een afwijkende of onbekende papiersoort wordt aangetroffen, wordt de opdracht stopgezet.
Gebruik alleen de papiersoorten die voor gebruik in de lade zijn opgegeven.
•
Gewoon papier
•
Bankpostpapier
•
Kringlooppapier
•
Zelfkopiërend
•
Geperforeerd papier
•
Briefhoofdpapier en voorbedrukt papier
•
Voorgesneden tabbladen
•
Ruw oppervlak
•
Glanzend papier
•
Karton
•
Licht karton
•
Etiketten
•
Transparanten (met en zonder schutvel)
•
Enveloppen
•
Tabbladen
Opmerking:
Etiketten kunnen alleen enkelzijdig worden bedrukt.
1. Zorg dat de lade in de laagste stand staat. Gebruik het ladeverlengstuk voor groter papier.
2. Plaats het papier in de lade. Het papier moet tegen de rechterkant van de lade worden
geplaatst.
De papierstapel mag niet boven de maximum vullijn uitkomen.
•
Plaats voorbedrukt papier en etiketten met de beeldzijde omhoog en met de bovenkant
van de pagina naar de voorzijde van het apparaat gericht.
•
Plaats geperforeerd papier met de gaatjes aan de rechterkant.
•
Plaats transparanten met de beeldzijde omhoog. Als de transparanten een witte strook
hebben, plaatst u ze met de witte strook naar rechts.
3. Zorg dat de papiergeleiders het papier net aanraken.
De lade stelt het formaat van het afdrukmateriaal vast op basis van de positie van de
zijgeleider.
4. Als de lade is ingesteld op Vastgesteld, bent u nu klaar met het plaatsen van het papier.
Als de lade in ingesteld op Volledig instelbaar, verschijnen de instellingen voor de papierlade op
het scherm. Als de instellingen juist zijn, selecteert u de toets Bevestigen. Als de instellingen
niet juist zijn, past u ze naar wens aan.
690
®
®
Xerox
WorkCentre
5800/5800i-serie multifunctionele printer
Handleiding voor de gebruiker