Ontluchtingsslang en tankdop
De ontluchtingsslang en de tankdop
moeten
worden
gecontroleerd
volgens de intervallen van het
onderhoudsschema. Zorg ervoor dat
de ontluchtingsslang of tankdop op
de juiste manier vervangen wordt.
Vacuüm- en
carterventilatieslangen
(indien van toepassing)
Controleer het oppervlak van de
slangen op sporen van oververhitting
of mechanische schade. Hard en
broos rubber, barstjes, scheurtjes,
sneetjes,
schaafplekken
overmatig zwellen zijn tekenen van
veroudering. Besteed extra aandacht
aan de controle van de delen van de
slang die zich het dichtst bij warme
onderdelen bevinden, zoals het
uitlaatspruitstuk.
Controleer de ligging van de slangen
om er zeker van te zijn dat de
slangen niet in contact komen met
warmtebronnen, scherpe randen of
bewegende delen, waardoor schade
door oververhitting of mechanische
slijtage kan ontstaan. Controleer of
alle
slangaansluitingen,
klemmen en koppelingen, goed
vastzitten en niet lekken. Vervang
slangen onmiddellijk als er sporen
van veroudering of beschadigingen
gevonden worden.
Luchtfilter
We adviseren u het luchtfilter te
laten vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Bougies (Benzine)
Gebruik altijd nieuwe bougies met de
en
juiste warmtegraad.
WAARSCHUWING
Neem de bougies niet los
wanneer de motor heet is en
controleer ze dan ook niet.
Anders kunt u uzelf branden.
Klepspeling (Benzine)
Controleer op vreemde bijgeluiden
zoals
en/of motortrillingen en stel indien
nodig af.We adviseren u het systeem
te laten onderhouden door een
officiële HYUNDAI-dealer.
7
7-11