Kenmerken van uw auto
Extra aanwijzingen (meldingen)
OTLE045202
Wanneer
het
Smart
Assistsysteem
in
werking
verschijnt er mogelijk een melding,
ongeacht de volgorde van parkeren.
De
meldingen
verschijnen
overeenkomstig de omstandigheden.
Volg de gegeven instructies terwijl u
de auto parkeert met het Smart
Parking Assist-systeem.
3-158
AANWIJZING
• Het
systeem
volgende gevallen
keld.
Parkeer
handmatig.
- Als het antiblokkeersysteem
(ABS) in werking treedt.
- Als
de
(TCS)/elektronische
regeling
OTLE045201
uitgeschakeld.
• Als de rijsnelheid hoger is dan
20 km/h terwijl een
plaats wordt gezocht en de
melding
(minder
weergegeven.
• In de volgende situatie wordt het
systeem niet ingeschakeld.
OTLE045203
- Als
de
Parking
uitgeschakeld.
is,
Werking van het systeem
(wegrijmodus)
wordt
in
de
De modus wegrijden werkt in
uitgescha-
onderstaande situatie:
uw
auto
• Zolang na het voor de eerste keer
• Nadat met het Smart Parking
antidoorslipregeling
stabiliteits-
(ESC)
wordt
1. Schakel de slimme parkeerhulp in
parkeer-
2. Selecteer modus wegrijden na
"Reduce
speed"
snelheid)
wordt
3. Controleer de omgeving.
4. Bediening van het stuurwiel
TCS/ESC
wordt
5. Wegrijden voltooid
starten van de motor de rijsnelheid
lager is dan 5 km/h.
Assistsysteem
de
fileparkeer-
procedure voltooid is.
De selectiehendel moet in stand P
of N (vrijstand) worden gezet.
fileparkeren.
(1) Schakel overeenkomstig de
aanwijzingen op het LCD-
scherm.
(2) Rijd langzaam en bedien het
rempedaal.
Wijzig indien nodig handmatig de
positie van de auto.