Rijden met uw auto
Het systeem is geen vervanging voor
een veilig rijgedrag. Pas uw snelheid
en rijgedrag altijd aan aan de
wegomstandigheden.
WAARSCHUWING
Rijd niet harder dan de toestand
van de weg toelaat en neem
bochten niet met een te hoge
snelheid.
Het
ESC-systeem
voorkomt geen ongevallen.
Te
hoge
bochtensnelheden,
plotselinge
manoeuvres
aquaplaning op een nat wegdek
kunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongevallen.
5-56
Bediening
voertuigstabiliteits-
regeleing (ESC)
Voertuigstabiliteitsregeling (ESC)
ingeschakeld
Als het contact in stand ON staat,
branden de controlelampjes ESC en
ESC OFF gedurende ongeveer drie
seconden. Vervolgens gaan ze uit en
is de ESC ingeschakeld.
en
In werking
Als
de
elektronische
stabiliteitsregeling
werking treedt, gaat het
controlelampje
knipperen.
• Als u het rempedaal intrapt onder
omstandigheden waarbij de wielen
kunnen blokkeren kunt u geluiden
horen van het remsysteem en kan
het rempedaal gaan trillen. Dit is
normaal. Het betekent dat de ESC
in werking is getreden.
• Als
de
ESC
geactiveerd
reageert de motor mogelijk niet
zo op het gaspedaal als onder
normale omstandigheden.
• Als de cruise control ingeschakeld
is op het moment dat de ESC
geactiveerd wordt, wordt de cruise
control automatisch uitgeschakeld.
De cruise control kan weer worden
ingeschakeld
op
het
dat de wegcondities dat toestaan.
Zie
"Cruise
control-systeem"
verderop in dit hoofdstuk. (indien
van toepassing).
in
ESC
is,
moment