Kenmerken van uw auto
OTLE045208
3. Controleer de omgeving
De slimme parkeerhulp controleert
het gebied voor en achter de auto
voor het verlaten van de
plaats.
3-160
AANWIJZING
• Als tijdens het controleren van
de omgeving de auto (of object)
voor of achter de auto te dichtbij
staat,
werkt
mogelijk niet goed.
• Het
systeem
de volgende omstandigheden
mogelijk niet goed:
(1) Wanneer
bevroren zijn
OTLE045207
(2) Wanneer de sensoren vuil
zijn
(3) Wanneer het hevig sneeuwt of
regent
parkeer-
(4) Wanneer een pilaar of object
in de buurt is
• Wanneer tijdens het wegrijden
uit
een
obstakel wordt gesignaleerd dat
een ongeval kan veroorzaken,
wordt het systeem mogelijk
uitgeschakeld.
• Als de ruimte voor het wegrijden
te smal is, wordt het systeem
mogelijk uitgeschakeld.
het
systeem
werkt
onder
de
sensoren
parkeerplaats
een
OPMERKING
•
Als "Check Surroundings"
(controleer omgeving) wordt
weergegeven,
kunt
verdergaan met het gebruiken
van het systeem nadat u
zelf
de
omgeving
gecontroleerd.
•
De
modus
wegrijden
fileparkeren wordt mogelijk
onbedoeld geactiveerd als de
selectiehendel in stand P of N
(vrijstand) staat terwijl de toets
van de slimme parkeerhulp
wordt ingedrukt.
u
hebt
na