Bandenspanningscontrole-
systeem
WAARSCHUWING
Een
te
hoge
of
bandenspanning
kan
levensduur
van
de
reduceren, een negatief effect
hebben op de rijeigenschappen
en tot een klapband leiden
waardoor u de macht over het
stuur kunt verliezen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien
van
toepassing),
overeenkomt met de aanbevolen
spanning op het voertuigplaatje of
het bandenspanningslabel. (Als de
bandenmaat van uw auto niet
overeenkomt met de bandenmaat
op
het
voertuigplaatje
bandenspanningslabel, dient u de
juiste spanning voor deze banden te
bepalen.)
Voor extra beveiliging is uw auto
uitgerust
spanningscontrolesysteem
dat
ervoor
waarschuwingslampje lage
spanning gaat branden wanneer de
te
lage
bandenspanning van een of meerdere
de
band(en)
band
is.Wanneer het waarschuwingslampje
lage bandenspanning brandt, dient u de
auto dus stil te zetten, de banden zo
snel mogelijk te controleren en ze op de
juiste spanning te brengen. Rijden op
banden waarvan de bandenspanning
te laag is, heeft oververhitte en mogelijk
beschadigde banden tot gevolg. Te
lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort de
levensduur
heeft
mogelijk
rijeigenschappen van de auto en de
remweg.
Het TPMS dient niet ter vervanging van
onderhoud van de banden te worden
gebruikt. Het is de verantwoordelijkheid
of
het
van de bestuurder dat de banden op de
juiste spanning zijn, ook al is de
bandenspanning nog niet zo laag dat
het
waarschuwingslampje
branden.
met
een
banden-
(TPMS)
zorgt
dat
een
banden-
aanmerkelijk
te
laag
van
de
banden
en
invloed
op
de
gaat
Uw auto is tevens uitgerust met een
controlelampje storing TPMS dat
aangeeft wanneer het systeem niet
goed werkt. Het controlelampje
storing TPMS is gecombineerd met
het
waarschuwingslampje
bandenspanning.
Wanneer
systeem een storing signaleert,
knippert het waarschuwingslampje
gedurende ongeveer een minuut en
blijft het daarna branden. Deze
volgorde blijft ook bestaan bij
volgende starts van de auto, zolang
als het probleem aanwezig is.
Wanneer het controlelampje brandt,
kan het systeem mogelijk niet
naar
behoren
een
bandenspanning vaststellen.
Storingen in het TPMS kunnen door
verschillende oorzaken ontstaan,
waaronder het plaatsen, vervangen
of wisselen van banden of velgen
waardoor het TPMS niet goed werkt.
Controleer na het vervangen van een
of meerdere band(en) of velg(en) het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS goed
werkt.
lage
het
te
lage
6
6-11