Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden
ingetrapt
alvorens
versnellingspook te verplaatsen en moet
daarna
weer
langzaam
losgelaten. Het koppelingspedaal moet
tijdens het rijden altijd geheel zijn
losgelaten. Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de
koppeling
ook
niet
gedeeltelijk
aangrijping komen om de auto op een
helling op zijn plaats te houden. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik
de voetrem of de parkeerrem om de auto
op een helling op zijn plaats te houden.
Trap
het
koppelingspedaal
herhaaldelijk snel achter elkaar in.
OPMERKING
Trap het koppelingspedaal volledig
in om het koppelingspedaal te
bedienen. Indien u de koppeling
niet
volledig
intrapt,
koppeling
lawaai
maken
beschadigd raken.
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het oprijden
de
van een steile helling terug voordat de
motor te hard moet werken. Door terug te
worden
schakelen wordt de kans op afslaan
beperkt
en
geaccelereerd wanneer u uw snelheid
weer op moet voeren. Als de auto op een
steile helling naar beneden rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige snelheid
in
worden
gehandhaafd
bovendien
de
remmen verlengd.
niet
kan
de
of
Goede rijgewoonten
• Laat de auto nooit in zijn vrij een
kan
beter
worden
• Houd het rempedaal niet langdurig
en
wordt
levensduur
van
de
• Vertraag de snelheid voordat u
• Verlaag uw snelheid ook als u
Rijden met uw auto
helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het afrijden
van een helling altijd in een versnelling
staan.
achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
terugschakelt. Hiermee voorkomt u dat
de motor met een te hoog toerental
gaat draaien, hetgeen schadelijk kan
zijn voor de motor.
geconfronteerd wordt met zijwind. Dan
kunt u de auto beter onder controle
houden.
5 25