Rijden met uw auto
VÓÓR HET RIJDEN
Vóór het instappen
• Zorg ervoor dat alle ruiten,
spiegel(s) en lampen schoon zijn.
• Controleer de toestand van de banden.
• Controleer of er geen sporen van
lekkage onder de auto te zien zijn.
• Controleer of er zich geen obstakels
achter de auto bevinden wanneer u
achteruit wilt rijden.
5
4
Noodzakelijke controles
buiten-
De volgende vloeistofpeilen dienen
regelmatig, afhankelijk van het gebruikte
interval
gecontroleerd
motorolie, koelvloeistof, remvloeistof en
ruitensproeiervloeistof.
informatie vindt u in Hoofdstuk 7,
Onderhoud.
WAARSCHUWING
Wanneer u tijdens het rijden wordt
afgeleid, kunt u de controle over de
auto
verliezen,
ongevallen
en
veroorzaakt kunnen worden.
eerste verantwoordelijkheid voor
de
bestuurder
bediening van de auto volgens de
geldende verkeersregels. Mobiele
apparatuur of systemen in de auto
die
de
blik,
concentratie van de bestuurder
afleiden van een veilige bediening,
of die door de wet verboden zijn,
mogen tijdens het rijden nooit
gebruikt worden.
Vóór het starten
• Sluit alle portieren.
• Verstel de stoel zodanig dat u alle
te
worden:
bedieningsorganen gemakkelijk kunt
bereiken.
Nadere
• Stel de binnen- en buitenspiegels af.
• Controleer of alle verlichting werkt.
• Controleer alle instrumenten.
• Controleer of alle
lampjes werken als het contact in
stand ON staat.
• Ontgrendel
controleer of het
waardoor
ernstig
letsel
lampje van het remsysteem uitgaat.
De
Voor
noodzakelijk dat u volledig vertrouwd
is
een
veilige
bent met uw auto en de
organen.
aandacht
en
waarschuwings-
de
parkeerrem
waarschuwings-
een
veilig
gebruik
is
bedienings-
en
het