●
Als u Windows Server gebruikt, voert u de indeling "(Windows-domeinnaam)\(Windows-
gebruikersnaam)" in.
Voorbeeld:
Wanneer de Windows-domeinnaam "voorbeeld" is en de Windows-gebruikersnaam
"gebruiker1", voert u "voorbeeld\gebruiker1" in.
●
Wanneer u Lotus Notes Domino gebruikt, voert u de identificatienaam (dn) van de geverifieerde
gebruiker in, dus "cn=gebruiker1,ou=team1,ou=verkoopafd,o=canon".
<Wachtwoord>
Voer het wachtwoord in dat op de LDAP-server is geregistreerd. Wanneer het wachtwoord is ingevoerd,
wordt <Bevestigen> ter bevestiging weergegeven. Voer het wachtwoord opnieuw in.
<Weergave auth. scherm bij zoeken>
Om bij het zoeken naar bestemmingen de gebruikersnaam en het wachtwoord weer te geven in het
invoerscherm, drukt u op <Aan>.
<LDAP-serverversie en tekencode>
Selecteer een combinatie van de LDAP-versie van de server en een tekencode.
3
Druk op <OK>.
Bij verificatie met gecodeerde gegevens
Verificatie kan veiliger worden uitgevoerd door de uitwisseling van gegevens te coderen. Wanneer deze
maatregel wordt toegepast, worden de LDAP-versie en tekencodegegevens ingesteld op <ver.3(UTF-8)>. De
tijd op de machine en de LDAP-server moeten worden gesynchroniseerd.
1
Druk op <Gebr. (beveil. auth.)> in <Authentificatieinformatie>.
2
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in, en voer de noodzakelijke instellingen uit.
<Gebruikersnaam>
Voer de gebruikersnaam in van de machine die op de LDAP-server is geregistreerd
(voorbeeld:"gebruiker1").
<Wachtwoord>
Voer het wachtwoord in dat op de LDAP-server is geregistreerd. Wanneer het wachtwoord is ingevoerd,
wordt <Bevestigen> ter bevestiging weergegeven. Voer het wachtwoord opnieuw in.
<Domeinnaam>
Voer het domeinnaam van de machine in.
<Weergave auth. scherm bij zoeken>
Om bij het zoeken naar bestemmingen de gebruikersnaam en het wachtwoord weer te geven in het
invoerscherm, drukt u op <Aan>.
3
Druk op <OK>.
Instellen
61