8.0
Bedieningsarmaturen
8.1
Uitleg van de bedieningsarmaturen
8.1.1
Bedieningsarmatuur "BG" handbediend, (fig. 8.0)
Fig. 8.0/...
1 - Persaansluiting van de aanvoerleiding van de pomp.
2 - Doseerautomaat.
3 - Stervormige draaiknop voor het instellen van de spuitdruk (zie hiervoor hfdst. 6.1.3). Door
het verdraaien van de knop met de wijzers van de klok mee, wordt de spuitdruk verhoogd.
4 - Regelmoer voor het instellen van het overdrukventiel van de doseerautomaat (zie hiervoor
hfdst. 6.1.3).
5 - Retourleiding. Het niet afgeregelde gedeelte van de volumestroom van de pomp wordt
meteen naar de aanzuigleiding teruggevoerd.
6 - Blokkraan voor aansluiting van de toebehoren.
7 - Zelfreinigend persfilter (zie hiervoor hfdst. 7.5.2).
I
Het persfilter voorkomt het verstoppen van de dopfilters. Neemt de spuitdruk, bij
onveranderde omstandigheden, langzaan af dan moet het persfilter worden
schoongemaakt (zie hiervoor hfdst. 7.5.2).
8 - Stappenkraan voor de hydraulische roering (zie hiervoor hfdst. 7.2.1). De 6 verschillende
posities van de stappenkraan " 0, 1, 2, 3, 4, en 5" zijn weergegeven.
9 - Vloeibare meststof bestendige manometer.
10 - Doorstroommeter voor het berekenen van de afgifte (l/ha). Het aantal impulsen dat de
doorstroommeter per liter aangeeft (imp./l) is reeds op de fabriek op het huis van de
meter geschreven (ligt tussen de 200 en 300 imp./l). Indien het aantal impulsen niet be-
kend is, moet de doorstroommeter worden gekalibreerd (zie hiervoor hfdst. 6.3).
I
Afzetting van spuitmiddelrestanten in de doorstroommeter kunnen afwijkingen in de
meting van de afgifte (l/ha) veroorzaken. Aanbevolen wordt de doorstroommeter alle
1000 ha - doch minstens een maal per jaar - te kalibreren (aantal imp./l vaststellen).
11 - Hoofdkraan voor centrale in- en uitschakeling van de spuitboom.
Stand "EIN" - spuitsecties ingeschakeld.
Stand "AUS" - spuitsecties uitgeschakeld.
12 - Sectie-terugvoer. Deze dient voor de drukontlasting van de calibratiekranen; bij een
afgesloten spuitboom wordt de restdruk in de spuitleiding meteen verminderd. Samen met
de membraanklepjes in de spuitdophouder wordt ervoor gezorgd, dat de doppen niet
nadruppelen (zie hiervoor hfdst. 11).
13 - Calibratieventiel.
14 - Sectiekranen
15 - Kartelschroeven voor de kalibratie van de secties.
I
Voor het eerste gebruik en bij iedere verwisseling van de spuitdoppen moeten met de
kartelschroeven de secties opnieuw gekalibreerd worden (zie hiervoor hfdst. 6.1.3.).
16 - Terugvoer-calibratiekranen. Bij het uitschakelen van iedere sectie, stroomt de hoeveelheid vloeistof,
die anders naar de spuitdoppen zou gaan, over de retourslang terug in de tank, zonder verhoging
van de spuitdruk.
8 - 1
UG SB 230.1 11.97