Inhoudsopgave
Advertenties
6.1.4
Hoeveelheid restvloeistof
Er zijn twee soorten restvloeistof:
1. In de tank achtergebleven, overtollige spuitvloeistof bij het beëindigen van het spuiten (zie
hiervoor hfdst. 6.1.1).
2. De technische restvloeistof, die bij een duidelijke drukverlaging, nog in de tank, filter, pomp,
zuig- en persslang, bedieningspaneel en spuitleidingen achter gebleven is. Deze resterende
hoeveelheden van de afzonderlijke elementen vindt U bij de technische gegevens (hfdst. 15)
en moeten worden opgeteld.
6.1.4.1
Het verwijderen van de restvloeistof
Er wordt als volgt te werk gegaan:
-
Hoofdafsluiter voor sectiebediening in stand "0".
-
Hydraulisch roersysteem uitschakelen.
-
Keuzekraan (fig. 6.10/1) op stand "verdunnen". (zie hiervoor hfdst. 6.0)
-
Aftakas inschakelen.
-
De restvloeistof in de tank minstens 10 x verdunnen met water uit de schoonwater tank.
-
Driewegkraan (fig. 6.10/1) op stand "spuiten".
-
De verdunde restvloeistof op het reeds behandelde gewas verspuiten - met verhoogde
rijsnelheid door over te schakelen in een hogere versnelling.
I
De restvloeistof uit de spuitleiding wordt nog in onverdunde toestand uit gebracht. Deze
restvloeistof mag alleen op onbehandelde oppervlakten verspoten worden. Het
benodigde traject om deze hoeveelheid te verspuiten, vindt U in hfdst. 15.3.6
-
Het laatste restje verdunde technische restvloeistof in de tank door het aftapventiel onder de
tank (fig. 6.11/1) in een daarvoor geschikte container laten lopen.
-
De pomp, zuig- en persslang, bedieningselementen en spuitleidingen met
doorspoelen.
I
Voor het verwijderen van restvloeistof gelden gebruiksvoorschriften. De aanwijzingen
van de spuitmiddelen fabrikant opvolgen en geschikte beschermende kleding dragen.
De opgevangen resten spuitvloeistof volgens voorschrift verwerken. Bijvoorbeeld in
daarvoor bestemde vaten opslaan, laten indrogen en volgens voorschrift als chemisch
afval afvoeren.
6 - 17
schoon water
UG SB 230.1 11.97
Advertenties
Inhoudsopgave
