6.1.3.1.1 Afstellen van het kalibratiesysteem voor in gebruikname
van de spuitdoppen
-
Overdrukventiel instellen. Hiervoor stelmoer (fig. 6.7/1 of 6.9/1) van de doseerautomaat zolang
verdraaien tot tussen de krans van de stelmoer en de bevestigingspijp van de retourslang (fig.
6.672 of 6.9/2) een afstand van 10 mm bereikt is. Het overdrukventiel is daarmee op ca. 7 bar
afgesteld.
-
De getrokken spuit met ca. 400 liter water vullen.
-
Spuitbomen uitklappen en de pomp met bv. 450 t/min aandrijven.
-
Aan/uit-schakelaar (fig. 6.8/1) van de voeding van de schakelkast in de stand "I" zetten. De
rode controlelamp brandt en de schakelkast is in funktie.
-
Programmaschakelaar (fig. 6.8/2) op de stand "handbediening" zetten.
- Schakelaar (fig. 6.8/3) voor de hoofdafsluiter van de secties in stand "I". De magneetkleppen
(fig. 6.7/3) van de deelafsluiters gaan open en er komt water uit de doppen.
Het roersysteem is hierbij uitgeschakeld!
-
Met de ± schakelaar (fig. 6.8/4) de spuitdruk op 4 bar instellen. De ingestelde spuitdruk op de
manometer aflezen.
-
Een spuitboomsectie afsluiten door bediening van een sectieschakelaar (fig. 6.8/5) die het
bijbehorende magneetventiel activeert. Op de manometer zal nu de spuitdruk oplopen.
-
De kartelschroeven (fig. 6.7/4) op deze sectie-afsluiter van het betreffende magneetventiel
zolang verdraaien, tot de spuitdruk weer exact op 4 bar staat. Vervolgens de sectie openen.
-
De overige kalibratiekraantjes op overige magneetkleppen op zelfde wijze afregelen.
-
Nadat alle secties zijn gekalibreerd, de hoofdafsluiter (fig.6.8/3) dicht zetten. De druk op de
manometer moet ook nu exact op 4 bar staan. Is dit niet het geval, dan de afstelprocedure
herhalen.
6 - 15
en bij elke verandering
UG SB 230.1 11.97