6 - 20
6.2
Afgifte controle van de veldspuit
Het kalibreren van de veldspuit volgens de spuittabel ingestelde spuitdruk
-
Voor het begin van het seizoen.
-
Bij iedere verwisseling van de spuitdoppen.
-
Bij het niet behalen van de gewenste afgifte (l/ha).
Oorzaken voor de opgetreden verschillen kunnen liggen aan de afwijkingen van de werkelijk gereden
snelheid en de opgave volgens de tratormeter en/of de normale slijtage van de spuitdop.
Benodigde hulpmiddelen:
-
een geschikte opvangbak, bv. een emmer.
-
een maatbeker of doseercilinder.
-
een stopwatch
6.2.1
Vaststellen van de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof (l/ha)
6.2.1.1
Vaststellen door het rijden van een meetstrook
-
Spuittank met water vullen.
-
Controleer of alle doppen normaal funktioneren.
-
Spuitdruk voor de gewenste afgifte (l/ha) uit tabel aflezen en instellen.
-
Spuitsecties uitschakelen en de tank vullen tot een bestaande of nieuw
markeerstreep aan beide zijden.
-
Op de traktormeter aflezen in welke versnelling tussen 6 en 8 km/uur gereden kan worden met
een aftakastoerental voor de pompaandrijving tussen de 350 en 550 t/min en met het handgas
vast instellen.
-
Meettraject met een vliegende start van begin tot eindpunt met dezelfde constante snelheid,
zoals de traktormeter deze aangeeft, afrijden.
Hierbij de spuitbomen exact bij het begin- en eindpunt in- en uitschakelen. (zie hiervoor hfdst.
6.2.2).
-
Bepaal de verspoten hoeveelheid water door het niveau in de tank weer tot de markering aan
te vullen.
-
met behulp van een meetvat
-
door wegen
-
met een watermeter
waterverbruik op meettraject (l) x 10.000
werkbreedte (m) x lengte meettraject (m)
80 l (verspoten hoeveelheid) x 10.000
20 m (werkbreedte) x 100 m (meettraject)
UG SB 230.1 11.97
= Afgifte (l/ha)
= 400 l/ha
aangebrachte