6.1.3
Bepalen van de benodigde hoeveelheid spuitvloeistof (l/ha)
De vloeistofafgifte is afhankelijk van:
-
de afgifte per dop (l/min). De afgifte per dop wordt beïnvloed door het type en grootte van de
dop en de spuitdruk. Voor het praktische gebruik moet de in te stellen spuitdruk in de
spuittabel worden opgezocht.
-
rekening houdend met het type dop en de grootte van de dop.
I
Door verhoging van de spuitdruk wordt de dopopbrengst verhoogd, door verlaging
gereduceerd.
F
De keuze van de geschikte dop is afhankelijk van de nagestreefde hoeveelheid
spuitvloeistof (l/ha) (zie hiervoor hfdst. 11 en 16).
-
de rijsnelheid (km/uur). De werkelijke rijsnelheid beslist op een proeftraject controleren, omdat
de snelheidsmeter van de trekker vaak onnauwkeurig is (zie hiervoor hfdst. 6.2.1.2).
De spuittabel geeft nuttige afstelgegevens, die van belang zijn voor de keuze van de dop en basisafstelling
van de spuitdruk. Controleer in ieder geval of de opgegeven waarden uit de tabel overeenkomen door de
spuit te kalibreren met water (zie hiervoor hfdst. 6.2).
6.1.3.1
Spuitdrukinstelling
-
De juiste spuittabel opzoeken - rekening houdend met type dop en -grootte.
-
Voorgeschreven afgifte in de spuittabel opzoeken met de bijbehorende spuitdruk. Bij de
gegeven dopopbrengst is de afgifte wederom afhankelijk van de druk en de rijsnelheid.
I
Ter voorkoming van drift: lagere rijsnelheid en geringere spuitdruk!
I
Met verhoging van de druk worden de druppels kleiner. Deze fijne druppels zijn
gevoeliger voor drift!
-
Afstelling van de spuitdruk op de schakelkast als volgt uitvoeren:
I
Een voorwaarde voor een correcte afstelling van de spuitdruk is een goed uitgevoerde
drukkalibratie (zie hiervoor hfdst. 6.1.3.1.1).
-
Aan/uit-schakelaar (fig. 6.6/1) voor de stroomvoeding in stand "I" (AAN).
-
Schakelaar (fig. 6.6/2) voor de hoofdafsluiter van de secties in de stand "0" (UIT).
-
De gewenste roerintensiteit van de hydraulische menging met de regelkraan instellen (zie
hiervoor hfdst. 7.2.1).
-
Aftakas inschakelen.
-
Op de traktormeter aflezen in welke versnelling een rijsnelheid van 6 tot 8 km/uur gehaald kan
worden. Het motortoerental, rekening houdend met een pomptoerental van 350 tot 550 t/min,
met het handgas instellen.
-
De uit de spuittabel verkregen spuitdruk op de manometer (fig. 6.5/3) met de ± schakelaar (fig.
6.6/4) instellen.
-
Om bij de voorgeschreven rijsnelheid de beoogde afgifte (l/ha) ook werkelijk te realiseren, moet de
dopopbrengst (l/min) bepaald worden en bijafwijkingen door verandering van de
spuitdruk gecorrigeerd worden (zie hiervoor hfdst. 6.1.3 en hfdst. 6.2).
I
Loopt de spuitdruk ongemerkt terug, dan duidt dit op een verstopt zuig- of persfilter (zie
hiervoor hfdst. 7.5.1.1 en 7.5.2.1)!
6 - 13
UG SB 230.1 11.97