4 - 5
4.3
Werking van de getrokken veldspuit AMAZONE UG 3000 Power
Het spuitmiddel wordt uit de tank (fig.4.3/1) aangezogen en via de leiding (fig.4.3/2) en filterkraan
(fig.4.3/3) door de hoofdpomp (fig.4.3/4) en gaat door de persleiding (fig.4.3/5) naar de doseerautomaat
(fig.4.3/6). In de doseerautomaat wordt de aangevoerde vloeistof (afhankelijk van het toerental van de
pomp) in een gelijkmatige stroom (afhankelijk van de ingestelde spuitdruk en gekozen mengstand) naar
de spuitleidingen (fig. 4.3/7) en de retourleiding (fig.4.3/8) en eventueel naar het hydraulische intensief-
roerwerk (fig.4.3/9) gevoerd.
De spuithoeveelheid (l/ha) wordt over de spuitdruk ingesteld. De op afstand te bedienen electrische
stelmotor (fig.4.3/10) neemt de instelling van de doseerautomaat over. De electromotor wordt over de ±
schakelaar (fig.4.3/11) van de schakelkast (fig.4.3/12) aangestuurd. De ingestelde spuitdruk wordt op de
vloeibare meststof bestendige manometer (fig.4.3/13) resp. op de digitale drukmeter van de schakelkast
aangegeven.
De toevoer naar de spuitboom wordt met de hoofdschakelaar op het centrale bedieningspaneel
(fig.4.3/14) in- en uitgeschakeld. De restdruk in de spuitboom wordt over de deelbreedten-terugloop
(fig.4.3/15) af gebouwd. Van deze afzuiginrichting wordt de spuitvloeistof rechtstreeks naar de tank terug
gevoerd. In combinatie met de membraanklepjes, druppelen de spuitdoppen niet na bij afsluiten van de
leiding (fig.4.3/16). Zie ook hfdst. 11.0.
Met de sectieschakelaars (fig.4.3/17) op de schakelkast worden de secties van de spuitboom over de
drukkalibratieventielen (fig.4.3/18) in- of uitgeschakeld. De kalibratiekraantjes zijn samengebouwd in het
kranenstelsel en aangesloten op de retourleiding (fig.4.3/19). Bij het uitschakelen van een of meerdere
secties wordt over de betreffende drukcalibratieventielen de restdruk over de retourleiding naar de tank
teug gevoerd, zodat de ingestelde spuitdruk gelijk blijft.
Het hydraulische intensieve roerwerk (fig.4.3/9) zorgt voor een homogene concentratie van de spuitvloeistof
in de tank. De roerintensiteit is met de instelbare kraan (fig.4.3/20) regelbaar (zie hiervoor hoofdstuk 7.2.1)
Het zelfreinigende persfilter (fig.4.1/30) op het bedieningspaneel, filtert de aangevoerde spuitvloeistof
naar de spuitleidingen (zie hiervoor hoofdstuk 7.5.2). Doordat de machine is met twee pompen uitgerust,
zorgt een tweede roerwerk (fig.4.3/21) met zijn niveau-afhankelijke, automtische roerinrichting voor een
extra homogenisering van de spuitvloeistof. Hier wordt de spuitvloeistof over de zuigleiding (fig.4.3/22)
en filterkraan (fig.4.3/23) door de mengpomp (fig.4.3/24) aangezogen. De aangezogen spuitvloeistof
gaat door de persleiding (fig.4.3/25) naar de roerleiding (fig.4.3/26). Afhankelijk van het vloeistofniveau
in de tank, bepaalt de drijver (fig.4.3/27) die aan de mengkraan (fig.4.3/28) is gekoppeld de roerintensiteit
door de verbinding tussen de roerleiding (fig.4.3/36) en de retourleiding (fig. 4.3/29), meer of minder te
openen. Hierdoor ontstaat een automatische instelling van de roerintensiteit (zie hiervoor hfdst. 7.2.2).
Het zelfreinigende persfilter (fig. 4.3/30) op het kranenstelsel zorgt voor de filering van de spuitvloeistof
die naar de spuitleidingen gaat (zie hiervoor hfdst. 7.5.2)
Voor het aanmaken van de spuitvloeistof worden de voor een tankvulling benodigde spuitmiddelen in de
vul-spoelinrichting (fig.4.3/31) gedaan en in de tank opgezogen. De vul-spoelinrichting (fig. 4.3/39) kan
ook water aanzuigen via de toevoerleiding.
Het spuitsysteem wordt met water uit de schoonwatertank (fig.4.3/32) gereinigd. Hiervoor moet de slang
(fig.4.3/33) met de driewegkraan (fig.4.3/34) met de zuigleiding (fig.4.3/35) worden verbonden (zie
hiervoor hoofdstuk 7.3). Het water kan ook via de beide kamlock-koppelingen (fig. 4.3/40) tot stand worden
gebracht.
Met de driewegkraan (fig. 4.3/36) in de stand "mengen of aanzuigen" (zie hiervoor hfdst. 6.0) kan het vullen
via de injectorleiding (fig. 4.3/37) en de injector (fig. 4.3/38) geschieden.
UG SB 230.1 11.97