Inhoudsopgave
Advertenties
4 - 3
4.2
Werking van de getrokken veldspuit AMAZONE UG 2200 Power
Het spuitmiddel wordt uit de tank (fig.4.2/1) aangezogen en via de leiding (fig.4.2/2) en filterkraan
(fig.4.2/3) door de hoofdpomp (fig.4.2/4) en gaat door de persleiding (fig.4.2/5) naar de doseerautomaat
(fig.4.2/6). In de doseerautomaat wordt de aangevoerde vloeistof (afhankelijk van het toerental van de
pomp) in een gelijkmatige stroom (afhankelijk van de ingestelde spuitdruk en gekozen mengstand) naar
de spuitleidingen (fig. 4.2/7) en de retourleiding (fig.4.2/8) en eventueel naar het hydraulische intensief-
roerwerk (fig.4.2/9) gevoerd.
De spuithoeveelheid (l/ha) wordt over de spuitdruk ingesteld. De op afstand te bedienen electrische
stelmotor (fig.4.2/10) neemt de instelling van de doseerautomaat over. De electromotor wordt over de ±
schakeling (fig.4.2/11) van de schakelkast (fig.4.2/12) aangestuurd. De ingestelde spuitdruk wordt op de
vloeibare meststof bestendige manometer (fig.4.2/13) resp. op de digitale drukmeter van de schakelkast
aangegeven.
De toevoer naar de spuitboom wordt met de sectieschakelaars op het bedieningspaneel (fig.4.2/17) de
gekalibreerde sectiekranen (fig. 4.2/18) in- en uitgeschakeld. De restdruk in de spuitboom wordt over de
deelbreedten-terugloop (fig.4.2/15) afgebouwd. Van deze afzuiginrichting wordt de spuitvloeistof
rechtstreeks naar de tank terug gevoerd. In combinatie met de membraanklepjes, druppelen de
spuitdoppen niet na bij afsluiten van de leiding (fig.4.2/16). Zie ook hfdst. 11.0.
Met de sectie-schakelaars (fig.4.2/17) op de schakelkast worden de secties van de spuitboom over de
drukkalibratieventielen (fig.4.2/18) in- of uitgeschakeld. De kalibratiekraantjes zijn samengebouwd in het
kranenstelsel en aangesloten op de retourleiding (fig.4.2/19). Bij het uitschakelen van een of meerdere
secties wordt over de betreffende drukkalibratieventielen de restdruk over de retourleiding naar de tank
teug gevoerd, zodat de ingestelde spuitdruk gelijk blijft.
Het hydraulische intensieve roerwerk (fig.4.2/9) zorgt voor een homogene concentratie van de spuitvloeistof
in de tank. De roerintensiteit is met de instelbare kraan (fig.4.2/20) regelbaar (zie hiervoor hoofdstuk 7.2.1)
Het zelfreinigende persfilter (fig.4.2/30) op het bedieningspaneel, filtert de aangevoerde spuitvloeistof
naar de spuitleidingen (zie hiervoor hoofdstuk 7.5.2)..
Voor het aanmaken van de spuitvloeistof worden de voor een tankvulling benodigde spuitmiddelen in de
vul-spoelinrichting (fig.4.2/31) gedaan en in de tank opgezogen. De vul-spoelinrichting (fig. 4.2/39) kan
ook water aanzuigen via de toevoerleiding.
Het spuitsysteem wordt met water uit de schoonwatertank (fig.4.2/32) gereinigd. Hiervoor moet de slang
(fig.4.2/33) met de driewegkraan (fig.4.2/34) met de zuigleiding (fig.4.2/35) worden verbonden (zie
hiervoor hoofdstuk 7.3). Het water kan ook via de beide kamlock-koppelingen (fig. 4.2/40) tot stand worden
gebracht.
Met de driewegkraan (fig. 4.2/36) in de stand "mengen of aanzuigen" kan het vullen via de injectorleiding
(fig. 4.2/37) en de injector geschieden (zie hiervoor hfdst. 7.3).
UG SB 230.1 11.97
Advertenties
Inhoudsopgave
