Het geluid van alarmen dempen
In de meeste situaties wordt een hoorbaar alarm 30 seconden gedempt door op de knop Geluid
dempen te drukken. Zoals aangegeven in de vorige paragraaf werkt de knop Geluid dempen
niet wanneer een alarm met hoge prioriteit actief is. Bij het ZOLL-beademingsapparaat kunt
u op de volgende manieren het geluid dempen:
Voortijdig dempen -- te harde geluiden in de omgeving van de patiënt afkomstig van
veiligheidsalarmen, zoals de alarmen Patiënt niet aangesloten, PEEP-lek, kunnen voortijdig
30 seconden worden gedempt. Op deze manier kunt u voordat u een procedure begint waarbij
een alarm zou kunnen optreden, voorkomen dat het hoorbare alarm wordt afgegeven door op de
knop Geluid dempen te drukken.
2 minuten dempen bij opstarten -- tijdens het opstarten van het beademingsapparaat kunnen
actieve patiëntveiligheidsalarmen worden gedeactiveerd, met uitzondering van alarmen die de
werking van het apparaat kunnen beïnvloeden. Hiermee voorkomt u dat tijdens het opstarten,
terwijl u het beademingsapparaat configureert, storende alarmen worden afgegeven. Als u het
menu Start gebruikt, begint het aftellen van de 2 minuten zodra u een startoptie selecteert. Als
er nadat u de patiënt hebt aangesloten geen alarmen meer actief zijn, wordt het dempen van het
geluid automatisch na 15 seconden opgeheven.
Het gebruik in een omgeving met veel geluid -- als er veel geluid is in uw omgeving bent
u eerder geneigd om het geluid van het alarm niet te dempen tijdens het oplossen van een
probleem. Als u echter niet op de knop Geluid dempen drukt, wordt het moeilijker om het
alarm te verhelpen omdat het alarm bij elke ademhaling opnieuw wordt geactiveerd en de
wijzigingen die u in de parameters probeert door te voeren daarbij steeds worden opgeheven.
Typen alarmen
Het ZOLL-beademingsapparaat heeft verschillende typen alarmen waarvan de betekenis
uiteenloopt. Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende alarmen:
Patiëntveiligheid -- Patiëntveiligheid-alarmen hebben betrekking op de beademing van de
•
patiënt en de ademhalingsinspanning die de patiënt levert. Tot deze categorie alarmen
behoren ook problemen met de pulsoxymetriebewaking en de kleppen van het circuit/de
uitademfunctie.
Omgeving - Omgeving-alarmen hebben betrekking op de invoer van het apparaat;
•
bijvoorbeeld van externe voeding, batterijspanning, O
deze categorie alarmen behoren ook de temperatuur van het apparaat en de omgeving, de
barometerdruk en de hoogteligging.
Zelftest -- Zelftest-alarmen hebben betrekking op de werking van het systeem, waaronder
•
1.
2.
3.
4.
5.
6.
906-0731-01-16 Rev. B Bedieningshandleiding voor het ZOLL-beademingsapparaat
Interne communicatie (Comm): fouten/storingen met de communicatie tussen apparaten,
het controleren van de cyclische redundantie of problemen met de processor.
Pneumatische sensor: fouten/storingen met de pneumotachografische berekeningen van de
gasflow of met de druktransducers
Pneumatisch systeem: fouten/storingen met de compressor of de verdeelklep voor O
Interne voeding: fouten/storingen met de interne voeding waardoor het apparaat niet via
externe voeding werkt en niet op de interne oplaadbare batterij kan werken.
Pulsoxymetriemodule (Ox): fouten/storingen met de pulsoxymetriemodule die niet te maken
hebben met de bewaking van de patiënt of met een fout of storing in de module zelf.
Preventief onderhoud: alarmen die optreden wanneer preventief onderhoud nodig is aan het
apparaat.
onder hoge druk of vers gas. Tot
2
.
-toevoer.
2
5-5