Ferromagnetische apparatuur
Als deze instructies niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot MRI-artefacten, letsel bij
•
de patiënt of gebruiker, of storingen in het apparaat.
U moet alle veiligheidsprocedures volgen die voor de MRI-omgeving gelden. Gebruik
•
het beademingsapparaat niet in een MRI-omgeving met een stralingskracht van meer
dan 3 tesla.
Gevaar! Kans op losschietende voorwerpen.
•
Niet-goedgekeurde apparatuur mag NIET in de MRI-omgeving worden gebracht,
•
inclusief:
Zorg dat het beademingsapparaat correct is geconfigureerd.
•
906-0731-01-16 Rev. B Bedieningshandleiding voor het ZOLL-beademingsapparaat
Bevestig het apparaat op een verrijdbare standaard die geschikt is voor MRI -- de
•
ZOLL verrijdbare MRI-standaard (
infuusstandaard (
REF
Het beademingsapparaat moet achter de markering voor 2000 Gauss straling
•
blijven, op ongeveer 2 meter van de opening van de MRI-scanner.
Het beademingsapparaat moet worden bewaakt door een persoon die, behalve het
•
in de gaten houden van de patiënt en het apparaat in de MRI-omgeving, geen
andere verantwoordelijkheden heeft.
Houd het beademingsapparaat altijd in het zicht zodat u kunt zien wanneer er een
•
alarm wordt afgegeven. Tijdens een scan zijn alarmen op grotere afstand van de
MRI-scanner mogelijk niet goed te horen.
Laat personen NOOIT tussen de ingang van de scanner en niet-bevestigde
•
apparatuur of een niet-vergrendelde verrijdbare standaard komen.
Vergrendel de wielen van de verrijdbare standaard zodra deze op de juiste positie staat.
•
We adviseren u de verrijdbare standaard in een MRI-omgeving vast te zetten.
•
Zet het beademingsapparaat en de standaard in de juiste positie voordat de patiënt
•
op de scannertafel wordt geplaatst en in de scanneropening wordt geschoven.
Verwijder het beademingsapparaat en de verrijdbare standaard pas uit de
•
MRI-omgeving nadat de patiënt naar buiten is gebracht.
Pulsoxymetersensoren en -kabels.
•
Externe netsnoeren.
•
De verrijdbare standaard van het ademhalingscircuit.
•
Ingeschakelde bevochtigingssystemen en bijbehorende apparatuur.
•
Sluit de pulsoxymetersensor NIET aan op de patiënt. Verwijder de sensor van het
•
apparaat.
In de MRI-omgeving mag het beademingsapparaat uitsluitend via de batterij van
•
voeding worden voorzien
-- gebruik GEEN externe netsnoeren.
De batterij van het beademingsapparaat moet volledig zijn opgeladen voordat het
•
apparaat in de MRI-omgeving wordt geplaatst.
Zuurstoftoevoer -- zuurstof moet worden toegevoerd via een niet-magnetische
•
aluminium cilinder.
REF
816-0731-01); de optionele
707-0731-09).
1-15