In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het ZOLL-beademingsapparaat buiten een ziekenhuis
moet worden gebruikt. De volgende omstandigheden komen aan bod:
Zware omstandigheden -- preklinisch en tijdens vervoer
•
Gevaarlijke omstandigheden -- in aanwezigheid van chemische en/of biologische gifstoffen
•
MRI-omgeving -- tijdens een MRI-scan
•
Het ZOLL-beademingsapparaat gebruiken in zware
omstandigheden
Het ZOLL-beademingsapparaat kan worden gebruikt in zware preklinische omstandigheden en
tijdens vervoer door de lucht of over land. Om de zorg voor de patiënt veilig te laten verlopen,
moet u kennis hebben van de werking van het beademingsapparaat. In dit soort
omstandigheden moet u de patiënt en het apparaat goed in de gaten blijven houden. De
omstandigheden in de omgeving van het apparaat (zoals temperatuur en atmosferische druk)
worden voortdurend gemeten en wanneer er buitengewone omstandigheden zijn, wordt
u hiervan op de hoogte gebracht via een alarm met lage prioriteit dat de aard van de
omstandigheden aangeeft en een melding met de nodige maatregelen. Een alarm met lage
prioriteit dient als advies. Het apparaat werkt gewoon naar behoren.
Rondzwevende deeltjes
In normale omstandigheden wordt het gastraject door een intern 2-fasenfiltersysteem
beschermd tegen deeltjes die worden meegevoerd door de inlaat voor vers gas/luchtinlaat voor
noodgevallen. In gebieden waar stof- en vuildeeltjes door de wind of luchtstromingen van
rijdende voertuigen worden verspreid, moet u echter een bacteriën-/virussenwegwerpfilter
gebruiken om het filter in het apparaat te beschermen. Door een wegwerpfilter te gebruiken
hoeft u het interne filter van het beademingsapparaat niet te vervangen. Om het apparaat zo
lang mogelijk te kunnen blijven gebruiken in zware omstandigheden, moet u kijken of zich stof
of vuil heeft opgehoopt in het filter. Als het filter vuil is geworden, moet u het vervangen.
906-0731-01-16 Rev. B
Gebruiksomgeving
Bedieningshandleiding voor het ZOLL-beademingsapparaat
Hoofdstuk 6
6-1