H
ZOLL-
ET
BEADEMINGSAPPARAAT INSTELLEN
11. Een functietest uitvoeren
Voordat u een patiënt aansluit op het beademingsapparaat, moet u een functietest uitvoeren om
er zeker van te zijn dat het ademhalingscircuit correct is bevestigd en dat de primaire alarmen
voor de veiligheid van de patiënt, zoals PATIËNT NIET AANGESLOTEN en
LUCHTWEGDRUK TE HOOG, correct werken.
Procedure voor een functietest
Druk op de knop HANDMATIGE BEADEMING; telkens als er op deze knop wordt gedrukt,
dient er gas uit de patiëntaansluiting te stromen.
De minimale tijdsduur tussen twee handmatige beademingen wordt beperkt door het
teugvolume en de tijd die nodig is voor het voltooien van een volledige uitademing op basis van
de verhouding I:E.
Trek handschoenen aan en sluit de patiëntenpoort met de hand. Tijdens de inademingsfase moet
het alarm LUCHTWEGDRUK TE HOOG worden geactiveerd als bij 2 ademhalingen de
PIP-bovengrens wordt bereikt.
Als het alarm LUCHTWEGDRUK TE HOOG niet wordt geactiveerd, moet u controleren of alle
slangen goed zijn aangesloten, of de uitademklep wordt gesloten tijdens de inademing en of de
bovengrens voor de luchtwegdruk is ingesteld op 35 cm H
Na een ademhaling of twee opent u de patiëntenpoort weer, zodat het beademingsapparaat in
werking kan treden. Het alarm PATIËNT NIET AANGESLOTEN moet nu worden geactiveerd.
Sluit de patiëntenpoort gedeeltelijk om het alarm PATIËNT NIET AANGESLOTEN te resetten.
Als er geen andere alarmen optreden, koppelt u de externe voedingsbron los van het
beademingsapparaat. De alarmen WEINIG/GEEN EXTERNE VOEDING moeten worden
geactiveerd. Sluit de externe voeding opnieuw aan om de alarmen te resetten.
Als een van de alarmen LUCHTWEGDRUK TE HOOG, PATIËNT NIET AANGESLOTEN of
WEINIG/GEEN EXTERNE VOEDING niet wordt geactiveerd, blijft u de patiënt handmatig
beademen, vervangt u het beademingsapparaat en stuurt u het apparaat terug voor reparatie.
Als het apparaat op de interne batterij werkt, moet u door middel van het batterijpictogram
controleren hoe ver de batterij is opgeladen en of dit voldoende is voor de verwachte
werkingsduur van het apparaat. Als dit niet zo is, start u de beademing en gaat u op zoek naar
een andere voedingsbron.
De triggerwaarde wordt automatisch aangepast wanneer de PEEP wordt gewijzigd.
U mag de patiënt pas aansluiten op het beademingsapparaat nadat u hebt vastgesteld dat het
beademingsapparaat correct werkt en dat de beademingsparameters correct zijn ingesteld voor
de patiënt.
3-12
www.zoll.com
O of minder.
2
906-0731-01-16 Rev. B