SpO
-- De pulsoxymeter gebruiken
2
De primaire toepassing van het apparaat is beademing. De pulsoxymeter treedt alleen in
werking wanneer het apparaat beademing toedient.
De volgende factoren kunnen de meetwaarde van de pulsoxymeter beïnvloeden:
De sensor is te strak aangebracht.
•
Er is overmatige verlichting van lichtbronnen zoals een operatielamp, een bilirubinelamp of
•
zonlicht.
Er is een bloeddrukmanchet opgeblazen op dezelfde extremiteit als waarop een SpO
•
is aangebracht.
De patiënt lijdt aan hypotensie, ernstige vaatvernauwing, ernstige anemie of hypothermie.
•
Er doet zich proximaal van de sensor een arteriële occlusie voor.
•
De patiënt heeft een hartstilstand of verkeert in shock.
•
De weergave van SpO
staat in de stand stand-by (en in het parametervenster wordt stby weergegeven) wanneer:
Er geen SpO
•
De sensor tijdens het opstarten niet bij de patiënt is aangebracht.
•
U de pulsoxymeter zelf in de stand stand-by hebt gezet.
•
Opmerking: U kunt de pulsoxymeter alleen in de stand stand-by zetten wanneer deze niet bij
906-0731-01-16 Rev. B Bedieningshandleiding voor het ZOLL-beademingsapparaat
is alleen actief als er een pulsoxymeter is aangesloten. De pulsoxymeter
2
-sensor is aangesloten.
2
een patiënt is aangebracht. Als er een geldig signaal wordt waargenomen, wordt
de pulsoxymeter automatisch uit de stand stand-by gehaald.
-sensor
2
4-13