Inhoudsopgave
Advertenties
OTT O 1 500 V 2 • O M M - 0 00085 • RE V . D
Het huidige concept voor elk van de vier montagepunten is een montagepad met vier bouten en een centrerende
locatiefunctie. Hulpstukken zijn nodig om voldoende structurele stijfheid te hebben om de ruimte tussen de
montagepads te kunnen overbruggen zonder contact te maken met de robotschil (bijv. een ruwe specificatie van
maximaal toegestane buiging moet 1 mm onder het montageoppervlak liggen). De draagarmen buigen < 1,0 mm
onder maximale impactbelasting.
Hulpstukken moeten zo zijn ontworpen dat transversale krachten op de bevestigingspunten van het hulpstuk tot een
minimum worden beperkt.
De maximale nominale interfacebelasting is afhankelijk van de specificaties die worden beschreven in het
Systeemoverzicht.
De voedingskabel van het hulpstuk moet worden afgesloten met connectoren die voldoen aan de specificaties van de
elektrische interface en moet voldoende flexibiliteit en speling hebben om het hulpstuk mechanisch te kunnen
monteren en in de interfaceconnectoren van het hulpstuk op het robotchassis aan te kunnen sluiten.
9.3 Specificaties elektrische interface
WAARSCHUWING!
Het niet opvolgen van deze instructies kan leiden tot ERNSTIG OF ZELFS DODELIJK LETSEL.
BRAND- OF SCHOKGEVAAR! Gebruik nooit netsnoeren of kabels die beschadigd lijken.
SCHOKGEVAAR! Gebruik de machine nooit als de stroomtoevoer niet valt binnen de gespecificeerde
spanning en stroom, zoals aangegeven in de productdocumentatie.
AARDING ELEKTRISCH GEVAAR! De stroomtoevoer voor de oplader moet geaard zijn.
Hulpstukken moeten zijn ontworpen om te voorkomen dat gebruikers worden blootgesteld aan de
gevaren van het hulpstuk.
De accuspanning wordt geschakeld door de contactgever van het hulpstuk op de robot en is de primaire manier om
gevaren op een hulpstuk weg te nemen. Wanneer een hulpstuk is uitgerust met noodstop ingangsapparaten, kunnen
deze apparaten een noodstopstatus op de robot activeren via de noodstopingang die in de voorgaande tabel wordt
beschreven.
Als een hulpstuk op een mogelijk gevaarlijke manier defect raakt, moet het een noodstopsituatie activeren om het
systeem in een noodstopstatus te dwingen om een potentieel gevaarlijke situatie te voorkomen. Hulpstukken kunnen
ook de meegeleverde foutstatusregel voor hulpstukken gebruiken om een storing door te geven aan het
robotchassis. In het geval van een dergelijke fout zal de robot de autonome werking stopzetten en aangeven dat een
gebruiker het hulpstuk moet onderzoeken.
© Clearpath Robotics Inc. 2021. Alle rechten voorbehouden. CLEARPATH en OTTO zijn handelsmerken van Clearpath Robotics Inc. Alle andere product- en bedrijfsnamen zijn handelsmerken of
handelsnamen van hun respectieve bedrijven. De informatie in deze documenten is het vertrouwelijke en/of eigendomsrechtelijk beschermde eigendom van Clearpath Robotics Inc. en mag niet
worden gekopieerd, gereproduceerd of verder openbaar gemaakt zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Clearpath Robotics Inc.
52
Advertenties
Inhoudsopgave
