DAKKLEP
(1/2)
1
2
Openen
– Ontgrendel de bediening 2, de dakklep
gaat dan automatisch omhoog (zorg dat
niets het openen van de klep in de weg
staat, begeleid in dat geval het omhoog
gaan met behulp van de handgreep 1);
– de open dakklep moet u altijd vergren-
delen door hem naar de voorkant van de
auto te duwen tot bediening 2 vergren-
delt.
Belangrijk: Het is verboden met een ge-
opende en niet-vergrendelde dakklep te
rijden.
3
Dwarsstang
Voor het laden van grote voorwerpen kan de
dwarsstang worden neergeklapt:
– Druk op de hendel 3;
– til de stang op om deze vrij te maken en
begeleid hem naar de deurstijl;
– na het laden moet u de stang weer ver-
grendelen.
NB: tijdens het rijden met een open dak-
klep kunt u windgeruis horen. Om dit te ver-
minderen opent u een van de zijruiten een
beetje.
Rijden met een open dakklep
kan tot gevolg hebben dat uit-
laatgassen in het interieur te-
rechtkomen. Dit gebruik moet
beperkt blijven voor het transport van
grote voorwerpen, over een korte af-
stand, waarbij de achterdeuren geslo-
ten kunnen blijven. Sluit in dit geval alle
ruiten en laat de ventilateur draaien met
gemiddelde of maximale snelheid
zonder luchtcirculatie, om te voorko-
men dat uitlaatgassen het interieur bin-
nendringen.
1.23