WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
SYSTEEM A (vervolg)
Corrigeren van de bandenspanning
De bandenspanning moet koud worden
gecorrigeerd (raadpleeg de sticker op de
zijkant van het bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Elke keer dat de banden worden opgepompt
of de bandenspanning wordt gecorrigeerd,
moet de referentiewaarde voor de banden-
spanning opnieuw worden ingesteld.
2.22
Vervangen van wielen/banden
Gebruik uitsluitend uitrusting die door een
merkdealer goedgekeurd is, want anders
bestaat het risico dat het systeem te traag of
niet correct werkt. Raadpleeg de paragraaf
"Banden" in hoofdstuk 5.
Elke keer dat een wiel/band wordt verwis-
seld, moet de bandenspanning worden ge-
corrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning opnieuw worden
ingesteld.
Reservewiel
Zodra het aanwezige reservewiel op de auto
is gemonteerd, moet de bandenspanning
worden gecorrigeerd en moet de referentie-
waarde voor de bandenspanning opnieuw
worden ingesteld.
(5/9)
Spuitbussen voor bandenreparatie en
pompset
Gebruik uitsluitend uitrusting die door een
merkdealer goedgekeurd is, want anders
bestaat het risico dat het systeem te traag of
niet correct werkt. Raadpleeg de paragraaf
"Pompset voor de banden" in hoofdstuk 5.
Nadat de pompset voor de banden is ge-
bruikt, moet de bandenspanning worden
gecorrigeerd en moet de referentiewaarde
voor de bandenspanning opnieuw worden
ingesteld.