FUNCTIE STOP AND START
Omstandigheden waarbij de
motor niet op stand-by wordt
gezet
Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem de motor niet op stand-by zetten.
Dit is het geval als:
– de achteruitversnelling is ingeschakeld;
– de motorkap niet is vergrendeld;
– de buitentemperatuur is te hoog of te
laag;
– de accu onvoldoende geladen is;
– het verschil tussen de temperatuur in de
auto en de ingestelde temperatuur van
de thermostatische airconditioning te
groot is;
– de parkeerhulp is ingeschakeld;
– de hoogte is te groot;
2.6
(3/4)
– de helling is te steil voor auto's met auto-
matische transmissie;
– de functie "helder zicht" is ingeschakeld
(zie "Automatische airconditioning" in
hoofdstuk 3);
– de motortemperatuur is te laag;
– de luchtzuiveringscyclus wordt ver-
nieuwd;
– ...
Het waarschuwingslampje
schijnt op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen dat de stand-byfunctie van de
motor onbeschikbaar is.
Schakel altijd de functie Stop
and Start uit voordat u werk-
zaamheden in de motorruimte
uitvoert.
bijzonderheid
Met de motor op stand-by (verkeersopstop-
ping, stilstaan voor een stoplicht enz.), als
u uit de auto stapt, klinkt een geluidssig-
naal om u te waarschuwen dat de motor op
stand-by staat en niet is uitgezet.
ver-