Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld. Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Pagina 4
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
elektrische auto: presentatie (1/5) 1 Elektrische motor 2 Brandstofklep voor extra verwarming 3 Tractiebatterij 4 Oranje elektrische bedrading 5 12 V-hulpaccu 6 Oplaadaansluiting...
Pagina 8
elektrische auto: presentatie (2/5) De elektrische auto heeft specifieke ken- merken, maar werkt op een gelijksoortige manier als een auto met verbrandingsmotor. Het fundamentele verschil is dat de elek- trische auto alleen elektrische energie ge- bruikt in plaats van brandstof zoals auto’s met verbrandingsmotor.
Pagina 9
elektrische auto: presentatie (3/5) accu’s tractiebatterij 12 V-accu Deze accu slaat de energie op die nodig is De tweede accu in uw auto is een 12 V-accu De elektrische auto beschikt over twee om de motor van uw elektrische auto goed die vergelijkbaar is met die van een auto typen accu’s: te laten werken.
Pagina 10
elektrische auto: presentatie (4/5) Het aandrijfsysteem van de elektrische auto gebruikt on- geveer 400 volt wisselspan- ning. Dit systeem kan warm zijn gedurende de werking en na het uit- zetten van het contact. Neem de waar- schuwingsberichten op de etiketten in de auto in acht.
Pagina 11
elektrische auto: presentatie (5/5) rijden Geluid Diepe plassen, overstromingen: Elektrische voertuigen zijn bijzonder stil. U Net als bij een auto met automatische trans- Rijd niet door als het water op bent er nog niet aan gewend maar andere missie moet u eraan wennen dat u uw lin- de weg hoger staat dan de weggebruikers zijn dat evenmin.
BelaNGrijke aaNBeVeliNGeN Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. Bij een ongeluk of elektrische schok Bij een ongeluk of botsing tegen de onderkant van de auto (bijvoorbeeld: contact met een paaltje, een trottoir of ander stadsmeubilair) kunnen het elektrisch circuit of de tractiebatterij worden beschadigd.
Pagina 13
elektrische auto: opladen (1/6) oplaadschema 1 Speciale wandcontactdoos of oplaadpaal 2 Oplaadaansluiting Raadpleeg bij vragen over de benodigde uitrusting voor het opladen een merk- 3 Oplaadsnoer dealer.
Pagina 14
elektrische auto: opladen (2/6) Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto Lees deze adviezen aandachtig door. Als deze adviezen niet worden opgevolgd, kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektri- sche schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. installatie voor het gebruik van een standaardlaadsnoer Laat een vakman een specifieke wandcontactdoos installeren.
Pagina 15
elektrische auto: opladen (3/6) standaard laadsnoer 3 oplaadsnoer voor incidenteel Laat de snoerdoos nooit aan het snoer hangen. Hang hem op aan de plaatsen 5. gebruik 4 (afhankelijk van de auto) Met dit laadsnoer voor incidenteel gebruik 4 Gebruik bij voorkeur het snoer 3 om de voor het gewone stopcontact kan een trac- tractiebatterij op te laden.
Pagina 16
elektrische auto: opladen (4/6) Laad uw auto niet op en parkeer deze niet tips bij extreme temperatuursomstandigheden – Parkeer de auto bij erg warm weer bij (hitte of kou). voorkeur op een schaduwrijke/overdekte Wanneer de auto geparkeerd staat bij tem- plaats om deze op te laden.
Pagina 17
elektrische auto: opladen (5/6) U ziet dat het opladen begint aan het vijf keer oplichten van de knipperlichten. Een boodschap op het instrumentenpaneel geeft aan hoe lang het opladen nog duurt. U hoeft niet te wachten totdat u op reserve rijdt om de auto op te laden.
Pagina 18
elektrische auto: opladen (6/6) controle- en waarschuwingslampjes READY 10 CHARGE 11 FAULT 12 interpretatie Groen Oranje Rood Bij het inschakelen branden de controle- lampjes een halve seconde om te con- 0,5 seconde 0,5 seconde 0,5 seconde troleren of ze goed werken. Brandt niet Brandt niet Het oplaadsnoer is aangesloten op het...
sleutel, FM-aFstaNDsBeDieNiNG: algemeen (1/2) FM-afstandsbediening 1 Vergrendelen van alle portieren. 2 Ontgrendelen van alle portieren. 3 Gecodeerde contactsleutel, sleutel van Verantwoordelijkheid van de het bestuurdersportier en de tankdop. bestuurder advies Laat uw sleutel nooit in de auto liggen als u een kind of een Stel de afstandsbediening niet bloot aan dier in de auto achterlaat.
Pagina 20
sleutel, FM-aFstaNDsBeDieNiNG: algemeen (2/2) Bereik van de FM- afstandsbediening Dit wordt beïnvloed door de omgeving: let er bij het vasthouden van de afstandsbe- diening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. radiostoringen De werking van de afstandsbediening kan gestoord worden in de omgeving van een Vervangen of extra zendinstallatie of bij gebruik van apparatuur...
Pagina 21
sleutel, FM-aFstaNDsBeDieNiNG: gebruik De auto kan met de afstandsbediening worden vergrendeld of ontgrendeld. Deze wordt gevoed door een batterijtje, dat u kunt vervangen (raadpleeg de paragraaf “Sleutel, FM-afstandsbediening: batterijtjes” in hoofdstuk 5). Gebruik de sleutel alleen waarvoor deze bedoeld is (en niet bijvoorbeeld als fles- opener, enz.).
PortiereN (1/5) openen van buitenaf Waarschuwingssignaal Veiligheid van de kinderen verlichting brandt nog (afhankelijk van de auto) Ontgrendel het portier en trek daarna aan de handgreep 1. Raadpleeg voor het ont- Om aan de achterkant het openen van de Als bij het openen van een portier de lichten grendelen van de portieren de paragraaf zijdeur van binnenuit onmogelijk te maken, nog branden terwijl het contact is afgezet,...
Pagina 23
PortiereN (2/5) aanbevelingen bij het ge- bruik van de schuifdeur Bij het openen en sluiten van de deur moeten net als bij elk portier van de auto de volgende voor- zorgsmaatregelen in acht worden geno- men: – controleer of er niemand en geen dier of voorwerp tijdens het bewegen tussen de deur komt.
Pagina 24
PortiereN (3/5) klapdeuren achter Maximale opening van de deuren Trek voor elke deur aan de grendel 8 om openen van buitenaf de deurvanger vrij te maken. Open de deur zover mogelijk. Ontgrendel het portier en trek daarna aan de handgreep 7. Raadpleeg voor het ont- Met de hand sluiten van buitenaf grendelen van de portieren de paragraaf “Sleutel, FM-afstandsbediening: gebruik”...
Pagina 25
PortiereN (4/5) klapdeuren achter (vervolg) openen van binnenuit (afhankelijk van de auto) Trek aan de portierhandgreep 10 en open het portier. Beweeg hendel 9 om het deurtje te openen. Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto sluiten van binnenuit Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier Sluit eerst de kleine deur en daarna de grote.
Pagina 26
PortiereN (5/5) achterklep sluiten Laat de achterklep zakken met behulp van de handgrepen aan de binnenkant 12. openen Als de achterklep op schouderhoogte is, Ontgrendel het portier en trek daarna aan klapt u hem rustig dicht. de handgreep 11. Raadpleeg voor het ont- grendelen van de portieren de paragraaf openen van binnenuit “Sleutel, FM-afstandsbediening: gebruik”...
Pagina 27
ceNtraal VerGreNDeleN, oNtGreNDeleN VaN De PortiereN (1/2) Vergrendelen van de portieren en kleppen zonder afstandsbediening Stilstaande motor, contact uit, schuifdeur dicht, een voorportier open, druk langer dan vijf secondes op de schakelaar 1. Controleer of u uw sleutel bij zich heeft, voordat u de auto verlaat.
Pagina 28
ceNtraal VerGreNDeleN, oNtGreNDeleN VaN De PortiereN (2/2) Met de hand Het openen kan alleen van binnenuit gebeu- ren of met de noodsleutel voor de voorpor- tieren. Gebruik van de sleutel Vergrendel of ontgrendel het bestuur- schuifdeur (kant van tankdop) dersportier door de sleutel 3 diep in het slot 2 te steken, draai daarna de sleutel.
autoMatische PortierVerGreNDeliNG tijDeNs het rijDeN De werking van het systeem Na het wegrijden, vergrendelen de portieren automatisch als de auto de snelheid van on- geveer 7 km/u heeft bereikt. Bij een storing Als het systeem niet goed werkt (geen auto- matische vergrendeling) moet u eerst con- troleren of alle portieren goed zijn gesloten.
Pagina 30
hooFDsteuNeN Voor (1/3) hoofdsteun terugplaatsen Controleer vóór alles, of de poten van de hoofdsteun op één lijn liggen en schoon zijn. Trek het lipje 2 naar voren. Plaats de poten van de hoofdsteun met de vertanding naar voren in de geleiders (zet de rugleuning indien nodig schuin naar achter).
Pagina 31
hooFDsteuNeN Voor (2/3) hoofdsteun verwijderen Zet hem in de hoogste stand. Druk op de knop 4 en trek de hoofdsteun omhoog om hem vrij te maken. N.B.: verander, als de hoofdsteun naar buiten is getrokken, niet de stand van de poten.
Pagina 32
hooFDsteuNeN Voor (3/3) hoofdsteun terugplaatsen Druk op het lipje 5. Plaats de poten van de hoofdsteun met de vertanding naar voren in de geleiders en schuif de hoofdsteun omlaag tot de ge- wenste stand is bereikt. hoofdsteun C hoofdsteun hoger zetten Trek hem omhoog tot de gewenste stand is bereikt.
Pagina 33
VoorstoeleN (1/2) ð Naar voren of naar achteren rugleuning verstellen stoelverwarming schuiven Afhankelijk van de stoel, zet u de hendel 2 omlaag of omhoog en kantel de rugleuning Beweeg met gestarte motor de schake- Afhankelijk van de stoel zet u de stang 1 of in de gewenste stand.
Pagina 34
VoorstoeleN (2/2) Voorstoelen Bij een storing Voer deze verstellingen uitslui- (afhankelijk van de auto) tend uit als de auto stilstaat. Als de schuifdeur niet werkt, zet dan de handgreep 6 omlaag, houd de hendel vast terwijl de rugleuning kantelt en schuif de stoel naar voren.
DakkleP (1/2) N.B.: tijdens het rijden met geopende dak- klep kunt u windgeruis horen. Om dit te ver- minderen opent u een van de zijruiten een beetje. openen Dwarsstang – Ontgrendel de bediening 2, de dakklep Voor het laden van grote voorwerpen kan de Rijden met een open dakklep gaat dan automatisch omhoog (zorg dat dwarsstang worden neergeklapt:...
Pagina 36
DakkleP (2/2) sluiten – Ontgrendel de bediening 2, de dakklep gaat dan automatisch terug tot halver- wege; – trek aan de handgreep 1 en vergrendel de dakklep in gesloten stand. Voordat u wegrijdt, moet u altijd de dwarsstang weer op zijn plaats terugzet- ten en controleren of deze goed vergren- deld is.
DraaiBare scheiDiNGsschot laat de schot kantelen – ontgrendel het draaibare deel door de – Draai het beweegbare deel 90° en zet het grendel 3 op te tillen; vast bij punt 5 door de grendel 3 naar be- – Ontgrendel het zitkussen door de hand- neden te drukken.
autoGorDels (1/4) Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- stel voor de start de juiste positie van del. Bovendien dient u zich te houden aan de bestuurdersstoel af, vervolgens voor de wetgeving van het land waarin u zich be- alle inzittenden, opdat de autogordel op- vindt.
autoGorDels (2/4) ™ Waarschuwingslampje vergeten autogordels voor Het blijft branden tijdens het star- ten als uw autogordel niet vastgemaakt is. Wanneer de auto sneller rijdt dan 20 km/u., gaat het controlelampje knipperen en klinkt er een geluidssignaal. Het geluidssignaal weerklinkt zachtjes gedurende 30 seconden en daarna harder gedurende 90 seconden.
autoGorDels (3/4) Gordels aan de zijkanten Trek de gordel langzaam en rustig over u heen en druk de gesp 8 in de sluiting 9 (con- troleer de vergrendeling door aan de gesp 8 te trekken). Het afstellen gebeurt op dezelfde manier als bij de gordels voorin.
Pagina 41
autoGorDels (4/4) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
aaNVulleNDe VeiliGheiDsVoorzieNiNGeN VooriN (1/3) Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- – Laat al deze veiligheidsvoor- staan uit: zieningen controleren na een – gordelspanners; aanrijding. – frontale airbags 1voor de bestuurder – Het is streng verboden zelf en passagier. werkzaamheden uit te voeren aan het gehele systeem (gordelspanners, Deze voorzieningen worden gelijktijdig of af- airbags, rekeneenheden, bedrading)
Pagina 43
aaNVulleNDe VeiliGheiDsVoorzieNiNGeN VooriN (2/3) airbag links en rechts Werking De plaatsen voor aan bestuurderskant en af- Het systeem werkt alleen als het contact hankelijk van de auto, van de passagier zijn aanstaat. hiermee uitgerust. Bij een zware frontale aanrijding, worden de Het opschrift “airbag”...
Pagina 44
aaNVulleNDe VeiliGheiDsVoorzieNiNGeN VooriN (3/3) hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. – Dek de naafdop niet af. –...
VeiliGheiDsVoorzieNiNGeN BescherMiNG zijkaNt zijairbags (afhankelijk van de auto) De zijairbag is aan de kant van het portier ondergebracht in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de in- zittenden te beschermen bij een zware aan- rijding tegen de zijkant.
aaNVulleNDe BeVestiGiNGsMiDDeleN hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden ge- dragen.
kiNDerVeiliGheiD: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt, ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert. Een kind is geen volwassene in miniatuur- formaat. Het staat bloot aan specifieke let- selrisico’s doordat de spieren en botten nog Verantwoordelijkheid van de in de groei zijn.
Pagina 48
kiNDerVeiliGheiD: algemeen (2/2) Gebruik van een kinderzitje De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het kind vast te houden en van de installatie ervan. Geef het goede voorbeeld door uw Door een verkeerde installatie komt de be- gordel vast te maken en leer uw kind: scherming van het kind in gevaar bij krachtig –...
Pagina 49
kiNDerVeiliGheiD: keuze van het kinderzitje kinderzitje “achterstevoren” kinderzitje “vooruit” zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
kiNDerVeiliGheiD: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (1/2) Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met isoFiX systeem Gebruik geen kinderzitje dat de kinderzitjes: met de autogordel of met het Toegelaten zijn ISOFIX-kinderzitjes die zijn gordel waarmee het vastzit zou ISOFIX-systeem.
Pagina 51
kiNDerVeiliGheiD: keuze van de bevestiging van een kinderzitje (2/2) De twee ringen 1 bevinden zich tussen de Afhankelijk van de auto, laat u de riem rugleuning en de zitting van de stoel, achter tussen de bekleding van de wielkuip 4 en de ritsen en zijn te herkennen aan een marke- onderkant van het bovenste schot5.
kiNDerVeiliGheiD: installatie van het kinderzitje (1/5) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- op zitplaats voorin zitplaats achterin derzitjes bevestigd worden De schema’s op Het vervoer van een kind op de plaats van Een reiswieg wordt dwars in de auto geïn- de volgende bladzijden geven aan waar een de voorpassagier is niet in alle landen toe- stalleerd en neemt ten minste twee zitplaat-...
Pagina 53
kiNDerVeiliGheiD: installatie van het kinderzitje (2/5) uitvoering met 2 zitplaatsen kinderzitje bevestigd met behulp van de gordel ¬ Plaats toegelaten voor de bevesti- ging met de gordel van een als “Universeel” goedgekeurd zitje. ² Plaats verboden voor het installeren van een kinderzitje. ³...
Pagina 54
kiNDerVeiliGheiD: installatie van het kinderzitje (3/5) uitvoering met 5 zitplaatsen kinderzitjes bevestigd met behulp van de ISOFIX-bevestiging ü Plaats waar een ISOFIX-kinderzitje is toegelaten. ³ Controleer de staat van de airbag voordat u een passagier laat plaatsnemen of een kinderzitje installeert. ²...
Pagina 55
kiNDerVeiliGheiD: installatie van het kinderzitje (4/5) in de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Grootte van uitvoering met 5 zitplaatsen Gewicht van zitplaats voorpassagier zitplaatsen zitplaats het zitje het kind (1) (2) zijkant achter...
Pagina 56
kiNDerVeiliGheiD: installatie van het kinderzitje (5/5) X = Plaats niet toegestaan voor het installeren van een kinderzitje. u = Plaats toegestaan voor de bevestiging met de gordel van een in de handel verkrijgbaar als “Universeel” goedgekeurd zitje; controleer of het gemonteerd kan worden.
Pagina 57
kiNDerVeiliGheiD: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3) GeVaar Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer- king komt als er een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel is ge- plaatst, mag u Nooit een kinderzitje achterstevoren (met de rug naar de weg) installeren op een voorstoel met een actieVe airBaG.
Pagina 58
kiNDerVeiliGheiD: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) De merktekens op het dashboard en de stic- kers A aan elke kant van de zonneklep van de passagier 3 (bijvoorbeeld de sticker hier- boven), herinneren u aan deze instructies. GeVaar Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer- king komt als er een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel is ge-...
Pagina 59
kiNDerVeiliGheiD: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3) inschakelen van de storingen passagiersairbag voorin In geval van een storing aan het systeem voor het in- en uitschakelen van de passa- Zodra het kinderzitje van de passagiersstoel giersairbags, is het verboden een kinderzitje verwijderd is, moet u de airbags weer in- op de voorstoel te gebruiken.
stuurWiel/stuurBekrachtiGiNG stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden). afstellen van het stuurwielhoogte Trek aan hendel 1 en stel het stuurwiel af in...
Pagina 61
BeDieNiNGsorGaNeN liNks stuur (1/2) 1.56...
Pagina 62
BeDieNiNGsorGaNeN liNks stuur (2/2) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting is aFhaNkelijk VaN De uitVoeriNG VaN De auto eN VaN het laND. 1 Schakelaar voor: 9 Ontwasemingssleuf onder de voorruit. 20 Versnellingshendel. – richtingaanwijzers; – buitenverlichting; 10 Plaats passagiersairbag. 21 Afstandsbediening/plaats voor radio, –...
Pagina 63
BeDieNiNGsorGaNeN rechts stuur (1/2 1.58...
Pagina 64
BeDieNiNGsorGaNeN rechts stuur (2/2 De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting is aFhaNkelijk VaN De uitVoeriNG VaN De auto eN VaN het laND. 1 Ventilatierooster van zijruit. 10 – Claxon. 20 Inbouwplaats voor radio, navigatiesys- – Plaats bestuurdersairbag. teem. 2 Zijrooster. 11 Instrumentenpaneel.
coNtrole- eN WaarschuWiNGslaMPjes (1/3) De aanwezigheid en de werking van de lampjes zijN aFhaNkelijk VaN het laND, het uitrustiNGsNiVeau eN eVeNtuele oPties VaN De auto. á Ú controlelampje grootlicht Waarschuwingslampje laadni- veau 12 V accu controlelampje dimlicht Als het tijdens het rijden gaat branden, is er een storing in het laadstroomcircuit van de accu.
Pagina 66
coNtrole- eN WaarschuWiNGslaMPjes (2/3) De aanwezigheid en de werking van de lampjes zijN aFhaNkelijk VaN het laND, het uitrustiNGsNiVeau eN eVeNtuele oPties VaN De auto. å Waarschuwingslampje storing Waarschuwingslampje airbag remsysteem Dit lampje gaat branden als het Als het tijdens het remmen gaat branden contact wordt aangezet en dooft na enkele ®...
WaarschuWiNGslaMPjes (3/3) De aanwezigheid en de werking van de lampjes zijN aFhaNkelijk VaN het laND, het uitrustiNGsNiVeau eN eVeNtuele oPties VaN De auto. controlelampje temperatuur elektronisch systeem Wanneer het blauwe waarschuwingslampje oplicht, wijst dit op een te lage temperatuur van de tractiebatterij.
DisPlays eN Meters (1/3) De aanwezigheid en werking van de displays en meters zijN aFhaNkelijk VaN De uitrustiNG eN het laND. laadniveau 3 De meter geeft de resterende hoeveelheid energie aan. reservedrempel 5 Geeft aan dat de accu ongeveer 12% is op- Ṏ...
Pagina 69
DisPlays eN Meters (2/3) De aanwezigheid en werking van de displays en meters zijN aFhaNkelijk VaN De uitrustiNG eN het laND. Gebruikszone C “verbruik” De naald geeft het energieverbruik aan (de auto rijdt bijvoorbeeld over een vlakke grond). econometer 6 Gebruikszone A “energieterugwinning”...
Pagina 70
DisPlays eN Meters (3/3) De aanwezigheid en werking van de displays en meters zijN aFhaNkelijk VaN De uitrustiNG eN het laND. – selecteren van de weergave Door kort indrukken wisselt u tussen de to- taalteller en de dagteller en omgekeerd. –...
BoorDcoMPuter: algemeen (1/2) a) Totaalteller en dagteller. b) gegevens van de reis: – gemiddeld verbruik sinds de laatste nulinstelling; – gemiddeld energieverbruik; – actueel energieverbruik; – totaal energieverbruik sinds de inver- keerstelling van de auto; – bereik met de overgebleven brand- stof;...
Pagina 72
BoorDcoMPuter: algemeen (2/2) Betekenis van de energieverbruikwaarden bepaalde uitrustingen van de auto verbrui- ken energie: de door de auto verbruikte energie kan dus afwijken van de verbruikte energie die de elektrische meter aangeeft. Betekenis van de waarden gedurende de eerste paar kilometer na een nulinstelling De waarden van gemiddeld energieverbruik en gemiddelde snelheid worden stabieler...
Pagina 73
BoorDcoMPuter: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie haNGt aF VaN De uitrustiNG VaN De auto eN VaN het laND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding 101778 km a) totaalteller en dagteller. 112,4 km Verbruik 20 kWh b) Gegevens van de reis.
Pagina 74
BoorDcoMPuter: gegevens van de reis (2/4) De hierna beschreven weergave informatie haNGt aF VaN De uitrustiNG VaN De auto eN VaN het laND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Actieradius het bereik met de overgebleven energie. 118 km Afstand 522 km afgelegde afstand sinds de laatste nulinstelling.
Pagina 75
BoorDcoMPuter: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie haNGt aF VaN De uitrustiNG VaN De auto eN VaN het laND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding c) interval voor onderhoudsbeurten. Onderhoud over Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers); daarna, als de termijn van de overgebleven afstand bijna verstreken is, doen verschillende gevallen zich voor: 1936 km...
Pagina 76
BoorDcoMPuter: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie haNGt aF VaN De uitrustiNG VaN De auto eN VaN het laND Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding Begrenzer 90 km/h e) ingestelde snelheid van de snelheidsregelaar en -begrenzer. Raadpleeg de paragrafen “Snelheidsregelaar”...
Pagina 77
BoorDcoMPuter: informatieboodschappen informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de boodschappen « laden nog 02:10 » Geeft aan hoe lang het nog duurt voordat het opladen is voltooid.
Pagina 79
BoorDcoMPuter: alarmboodschappen ® zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te bren- gen. stop de motor en start deze niet opnieuw. roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven.
klokje eN BuiteNtherMoMeter Buitentemperatuur Na twee secondes knipperen de uren en de minuten. Afhankelijk van de auto wordt de buitentem- Druk lang op de knop aan de onderkant om peratuur aangegeven bij A. Als deze tussen naar de instelmodus van de uren te gaan. –3 °C en +3 °C ligt, knipperen de tekens °c (risico van gladheid).
sPieGels Verwarmde buitenspiegels Bij gestarte motor wordt het spiegelglas verwarmd als de achterruitverwarming aan staat. inklapbare buitenspiegels Draai knop 2 in stand D om de buitenspie- gels dicht te klappen. Om de spiegels weer in de rijstand te zetten, zet u de knop in stand B.
claXoN eN lichtsiGNaleN é claxon alarmknipperlichten richtingaanwijzers Druk op een van de plaatsen 2. Druk op de schakelaar 3. Hierdoor U verplaatst de schakelaar 1 evenwijdig aan komen de vier knipperlichten en de zijknip- het stuurwiel en in de richting waarin u dit perlichten tegelijk in werking.
VoetGaNGersclaXoN keuze van de toon van de Elektrische auto’s zijn bijzonder stil. Met dit systeem kunt u andere weggebruikers waar- claxon schuwen, meer in het bijzonder voetgangers – Houd schakelaar 1 ingedrukt. en fietsers. De verschillende tonen zullen achtereen- Het systeem wordt automatisch ingescha- volgend weerklinken;...
VerlichtiNG (1/3) á Dimlicht Grootlicht Vanuit de dimlichtstand trekt u de lichtscha- handbediend kelaar 1 naar u toe. Dit controlelampje op Draai het einde van de schakelaar 1 tot het instrumentenpaneel licht op. het symbool zichtbaar wordt bij het merkte- Om het grootlicht uit en het dimlicht weer in ken 2.
Pagina 85
VerlichtiNG (2/3) Functie “uitschakelvertraging” (afhankelijk van de auto) Met deze functie branden de dimlichten ge- durende enige tijd na het verlaten van de auto (bijvoorbeeld om een hek of een gara- gedeur te verlichten bij het openen). Contact uit en lichten uit, trek de lichtschake- laar 1 naar u toe: de dimlichten gaan onge- veer zestig secondes branden.
VerlichtiNG (3/3) Mistachterlicht De mistlichten voor en de marke- ringslichten of de dimlichten moeten bran- den. Draai de ring 5 van de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het merkteken 4 staat en laat dan los. Dit controlelampje op het instru- mentenpaneel licht op.
koPlaMPeN elektrisch VerstelleN 50 m 100 m Met de draaiknop 1 kan de stand van de A Verkeerde afstelling: de lichten schij- koplampen aangepast worden aan de bela- nen te ver en kunnen verblinden. Draai ding van de auto. de kartelknop omlaag om de lichtbun- del lager te zetten.
Pagina 88
ruiteNWisser, ruiteNsProeier Voor (1/2) automatisch wissen (afhankelijk van de auto) Bij gestarte motor, draai de schakelaar1. A uit B automatisch wissen In deze stand signaleert het systeem water op de voorruit en schakelt het wissen in met een aangepaste wis- snelheid.
Pagina 89
ruiteNWisser, ruiteNsProeier Voor (2/2) ruitensproeier voor Bij sneeuwval of als het vriest, maakt u contact aan: trek de schakelaar 1 naar u de voorruit (inclusief de centrale zone toe. achter de binnenspiegel) en de achter- Door een korte actie komt de ruitensproeier ruit vrij voordat u de ruitenwissers in- in werking en maakt de ruitenwisser één schakelt (risico van oververhitting van de...
Pagina 90
ruiteNWisser, ruiteNsProeier achter ruitenwisser/-sproeier achter (afhankelijk van de auto) Draai het einde van de schakelaar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het merkte- ken 2. Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter- ruitwisser werken. Let op de staat van de ruitenwisserbla- den.
taNk aaNVulleNDe VerWarMiNG soort brandstof Dieselbrandstof tanken – Steek voordat u met tanken begint het Gebruik dieselbrandstof die voldoet aan vulpistool verder in de opening tot het de normen die in elk land gelden en beslist niet verder kan (gevaar van spatten). overeenkomt met de indicaties op de sticker –...
Pagina 92
Hoofdstuk 2: Rijden (met tips voor zuinig en milieubewust autorijden) Starten, stoppen van de motor ............. Versnellingsschakelaar .
Starten, StOPPen Van De MOtOr Stand M: “Contact aan” Stoppen van de motor Het contact staat aan. Motor gestart, draai de sleutel in stand Ṑ “Stop” St. Het controlelampje dooft. Stand D: “Starten” Starten van de motor – Zet de selecteurhendel 1 uitsluitend in stand P;...
VerSnellingSSChakelaar (1/2) rijden Zet de selecteurhendel 1 in stand D. Starten op een helling Na een maximale oplading van de tractie- batterij raden wij aan om bij het vertrekken op een helling, gedurende de eerste kilome- ters, de handrem te gebruiken. Druk tijdens het rijden meer of minder op het gaspedaal naargelang de gewenste snel- heid.
VerSnellingSSChakelaar /hanDreM (2/2) Parkeren van de auto handrem Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal Vrijzetten ingedrukt en zet u de selecteurhendel in Trek de handgreep 5 iets omhoog waarna u stand P (parkeren): de schakelaar staat in de knop 6 indrukt en de handgreep omlaag neutraal en de voorwielen zijn mechanisch duwt.
aCtieraDiuS Van De autO: adviezen (1/2) De actieradius van de auto is goedgekeurd voor een gemengde NEDC-cyclus (New European Driving Cycle). In werkelijkheid kan de actieradius van de elektrische auto variëren afhankelijk van verschillende factoren die u kunt beheren, deels met het oog op een niet te verwaar- lozen winst van bereik.
aCtieraDiuS Van De autO: adviezen (2/2) Beladen van de auto Belaad de auto bij voorkeur niet met nutte- loze lading. het warmtecomfort De banden Het gebruik van de verwarming of airconditi- Door een te lage bandenspanning neemt oning vermindert de actieradius van de auto. de rolweerstand en dus ook het energiever- Schakel voordat u met de auto gaat rijden bruik toe.
Milieu emissies Uw auto is ontwikkeld met een zo groot – De auto moet aan het eind van zijn be- mogelijke aandacht voor het milieu gedu- staan door een gespecialiseerd bedrijf Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica- worden gesloopt om te worden gerecy- ontworpen dat hij minder broeikasgassen...
eCOnOMeter gebruikszone C “aanbevolen De tractiebatterij levert de elektrische ener- Bijzonderheden energieterugwinning gie die de motor nodig heeft om de auto te verbruik” Er wordt meer op de motor geremd dan met laten rijden. een auto met verbrandingsmotor. Geeft een “zuinig” energieverbruik aan. Wanneer u uw voet van het versnellingspe- Nadat de tractiebatterij volledig is opgeladen daal haalt om af te remmen, genereert de...
FunCtieMODuS “eCO” uitschakelen van de functie Met deze functie kan de actieradius van de auto geoptimaliseerd worden door het be- Druk op de schakelaar 1. perken van de motorprestaties. Het controlelampje 2 op het instrumentenpa- neel gaat uit.. activeren van de functie Het blijft altijd mogelijk om deze functie te Druk op de schakelaar 1.
Pagina 101
hulP- en COrreCtieSySteMen tijDenS het rijDen (1/2) aBS (antiblokkeersysteem van Afhankelijk van de auto, kunnen deze be- Storingen staan uit: – Als tijdens het rijden het waarschuwings- de wielen) – het aBS (antiblokkeersysteem van de Bij krachtig remmen, voorkomt het ABS lampje verschijnt op het instru- wielen);...
hulP- en COrreCtieSySteMen tijDenS het rijDen (2/2) noodstopbekrachtiging Oplichten van de alarmknipperlichten Afhankelijk van de auto, kunnen deze bij Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat krachtig afremmen gaan branden. zorgt voor het verminderen van de remweg van de auto. Bij een storing De werking van het systeem Als het systeem een storing signaleert, ver-...
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: begrenzerfunctie (1/3) Bedieningsknoppen inschakelen De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. Druk op de schakelaar 1 aan de kant snelheid niet te overschrijden. 2 Inschakelen, in geheugen opslaan en Het oranje controlelampje licht op en verhogen van de maximumsnelheid (+).
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: begrenzerfunctie (2/3) Verandering van de ingestelde Overschrijden van de ingestelde maximumsnelheid snelheid U kunt de ingestelde maximumsnelheid ver- Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi- anderen door een aantal keren te drukken mum snelheid te overschrijden door: zo snel en diep mogelijk het gaspedaal in te druk- ken (voorbij het “zware punt”) –...
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: begrenzerfunctie (3/3) Opnieuw inschakelen van de maximumsnelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, is het mogelijk deze op te roepen door op de schakelaar 5 (R) te drukken. Onderbreken van de functie uitschakelen van de functie De werking van de snelheidsbegrenzer De werking van de snelheidsbegrenzer wordt opgeschort (stand-by) als u drukt op...
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: regelaarfunctie (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich ten allen tijde houden aan de voorgeschreven snelheid en blijven Bediening De snelheidsregelaar is een functie die u opletten (u moet altijd klaar zijn om te helpt de door uw gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: regelaarfunctie (2/4) inschakelen instellen van de snelheid het rijden Rijdend met een constante snelheid (vanaf Als een snelheid in het geheugen is vastge- Druk op de schakelaar 1 aan de kant ongeveer 30 km/u) drukt u op de schake- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u laar 2 (+): de functie wordt ingeschakeld en Het groene controlelampje 6 licht op en de...
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: regelaarfunctie (3/4) Overschrijden van de ingestelde snelheid U kunt de snelheid van de auto altijd verho- gen door het gaspedaal in te drukken. Zo lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel om u te waarschuwen.
SnelheiDSregelaar/-BegrenZer: regelaarfunctie (4/4) Oproepen van de ingestelde snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kunt u deze oproepen door te druk- ken op de knop 5 (R) als u sneller rijdt dan ongeveer 30 km/u en als de verkeerssituatie dat toelaat (drukte, staat van het wegdek, weersomstandigheden enz.).
ParkeerhulP (1/2) De werking van het systeem Ultrasoondetectoren zijn aangebracht in de achterbumper van de auto en meten de af- stand tussen de auto en een obstakel tijdens het achteruitrijden. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel onge- veer 25 cm van de auto verwijderd is.
ParkeerhulP (2/2) Permanente uitschakeling van Bij een storing het systeem Als het systeem een storing ontdekt, klinkt gedurende ongeveer 3 seconden een Het systeem kan permanent worden uitge- geluidssignaal om u te waarschuwen. schakeld door de schakelaar 1 lang in te Raadpleeg een merkdealer.
Ventilatieroosters: luchtuitgangen (1/2) 1 Ontwasemingssleuven zijruiten. 4 Centrale ventilatieroosters. 2 Linker en rechter ventilatieroosters. 5 Ventilatieroosters bij de voeten. 3 Ontwasemingssleuven onder de voorruit. 6 Bedieningspaneel.
Ventilatieroosters: luchtuitgangen (2/2) Gebruik, in geval van stankoverlast in de auto, alleen speciaal hiervoor bestemde middelen. Raadpleeg een merkdealer. Centrale ventilatieroosters linker en rechter ventilatieroosters instellingen instellingen Hoeveelheid lucht: Hoeveelheid lucht: Verdraai knop 7 voorbij het zware punt. Verdraai knop 10 voorbij het zware punt. richting richting Rechts/links: verschuif de lipjes 8.
VerWarMinG, airConDitioninG (1/3) in- en uitschakelen van de airconditioning De toets 6 zorgt voor het inschakelen (con- trolelampje brandt) of het uitschakelen (con- trolelampje is uit) van de airconditioning. Door het inschakelen van de airconditi- oning: – gaat de temperatuur in het interieur omlaag;...
VerWarMinG, airConDitioninG (2/3) De lucht wordt naar de ontwase- mingsroosters onder de voorruit en de zijruiten en naar de voetenruimtes ge- voerd. Deze stand wordt aangeraden voor het be- reiken van het hoogste comfort bij koud weer. ó De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes gevoerd.
Pagina 117
VerWarMinG, airConDitioninG (3/3) regeling van de ventilateursnelheid normaal gebruik Draai de knop 3 op een van de vier standen om de ventilatie met het gewenste vermo- gen in te schakelen. Kies stand 1 voor een minimumventilatie en stand 4 voor een maximumventilatie. stand 0 In deze stand: –...
VerWarMinG, airConDitioninG: programmeren (1/2) instellen van de programmering Werkingsomstandigheden – het contact moet uitgezet zijn; Met deze functie kan onder bepaalde om- standigheden het stroomnet (in plaats van – het opladen van de accu moet voltooid de tractiebatterij) worden gebruikt om een zijn, anders wordt de functie niet inge- comfortabele temperatuur te bereiken voor- schakeld;...
Pagina 119
VerWarMinG, airConDitioninG: programmeren (2/2) – druk kort op de knop A om ze in te stel- activeren van de functie len; ṗ – contact aan, zet de schakelaar 1 op – druk lang op de knop B van de schake- –...
Pagina 120
aanVullenDe VerWarMinG (1/2) Gebruiksomstandigheden Afhankelijk van de auto is de aanvullende verwarming ontworpen voor het verwar- – De motor van de auto moet gestart zijn. men van het interieur. De aanvullende ver- warming wordt gevoed door een speciale – Het contact 4 moet aangezet zijn. brandstoftank (raadpleeg paragraaf “Tank –...
aanVullenDe VerWarMinG (2/2) Bij een storing Als de aanvullende verwarming niet wordt ingeschakeld: – start de auto; – schakel de verwarming in door te druk- ken op de schakelaar 4; – wacht 5 minuten; – schakel de verwarming uit; – zet het contact van de auto uit; –...
airConDitioninG: informatie en tips voor het gebruik actieradius storingen Het is normaal dat het energieverbruik hoger Raadpleeg bij een storing altijd een merk- is als u de airconditioning gebruikt. dealer. Schakel het systeem uit wanneer u het niet – Minder goede werking van ontdooien, meer nodig heeft.
BinnenVerliCHtinG (1/2) Binnenlichten Verlichting bagageruimte A Verlichting bagageruimte B (afhankelijk van de auto) (afhankelijk van de auto) Met het bedienen van de schakelaar 1 kunt u kiezen voor: Kantel de schakelaar 2 voor een perma- nente verlichting. – een constant brandende verlichting; –...
BinnenVerliCHtinG (2/2) Bijzonderheden Afhankelijk van de auto, gaat bij het ont- grendelen van de portieren met de afstands- bediening de binnenverlichting enige tijd branden. Met het openen van een voor- of achterportier gaat de verlichting opnieuw enige tijd branden. Daarna gaat de verlichting in het interieur en in de bagageruimte geleidelijk uit.
ZonWerinG/sPieGels Zonneklep voor Make-up spiegel 2 (aan passagierskant) Zet de zonneklep 1 omlaag. Het make-up spiegeltje, als de zonneklep dit Achter de klem kunt u tolkaartjes opbergen. heeft, is bedekt met een klepje. Tijdens het rijden moet het klepje van de make-up spiegel gesloten zijn.
ruitBeDieninG (1/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder elektrische ruitbediening Laat uw afstandsbediening Vanaf de passagiersplaats voor nooit, zelfs niet eventjes, in de Gebruik schakelaar 3. auto liggen als u de auto verlaat en er Contact aan: een kind (of dier) in de auto zit. –...
ruitBeDieninG /Kantelruit (2/2) elektrische ruitbediening met Kantelruit sneltoets Om de ruit op een kier te zetten, beweegt u (afhankelijk van de auto) de handgreep 4 in de richting van de pijl, en blokkeert u deze door op de handgreep te Dit is een aanvulling op de elektrische ruit- duwen.
Pagina 128
asBaKKen, aansteKer, aCCessoireaansluitinGen accessoireaansluitingen U kunt de plaats van de aansteker 2 of een van de stopcontacten 3 gebruiken (afhan- kelijk van de auto). Deze zijn bestemd voor de aansluiting van accessoires die door de technische dienst van het merk goedge- keurd zijn met een maximumvermogen van 120 watt (spanning: 12 V).
oPBerGruiMtes, inDelinG interieur (1/3) Dashboardkastje. Dashboardkastje 2 Open het dashboardkastje door de hand- greep 1 omhoog te trekken. opbergvak in de middenconsole 3 Openen: til het deksel 4 omhoog. U kunt er een fles van 1,5 liter in opbergen. Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of het blikje niet over de rand stroomt.
Pagina 130
oPBerGruiMtes, inDelinG interieur (2/3) opbergruimte in voorportieren 5 opbergruimte in schuifdeuren 7 tangetje 8 Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Flessendrager 6 Brilhouder 9 Een speciale bergruimte is voorzien in het midden. Laat geen voorwerpen op de Let op dat er geen harde, vloer (voor de bestuurder) zware of scherpe voorwerpen...
Pagina 131
oPBerGruiMtes, inDelinG interieur (3/3) Kledinghaak 10 Afhankelijk van de auto is er een haak aan het schot achter de passagiersstoel. Om veiligheidsredenen is het gebruik van de haak uitsluitend bestemd voor het ophangen van kleding. nB: het maximaal toegestane gewicht is 4 3.20...
aCHterBanK: werking (1/2) Voer deze verstellingen uitslui- tend uit als de auto stilstaat. Controleer bij het bewegen van de achterbank, of de ver- ankeringspunten van de bank schoon zijn (vrij van steentjes, doeken, speelgoed, enz.). rugleuning neerklappen rugleuning weer omhoog zetten Voordat u de bank beweegt, moet u ervoor Let op voordat u de rugleuning weer omhoog zorgen dat de voorstoelen genoeg naar...
aCHterBanK: werking (2/2) Beperking voor het gebruik Het is verboden om met een neergeklapte rugleuning of stoel voorin te rijden als er een passagier op de achterbank zit. Voer deze verstellingen uitslui- tend uit als de auto stilstaat. 3.22...
HooFDsteun aCHter Hoger zetten opbergstand 2 Kinderhoofdsteun Schuif hem tot de gewenste stand is be- Trek hem naar u toe en laat hem helemaal Als de auto uitgerust is met de kinderhoofd- reikt. zakken. steun en verhoogd zitkussen bevinden deze De hoofdsteun in de onderste stand is zich uitsluitend op de achterplaatsen aan de een opbergstand en alleen toegestaan...
VerVoer Van BaGaGe Let er bij het vervoer op dat de voorwerpen met hun langste zijde steunen tegen ofwel: – de rugleuningen van de achterbank bij normale ladingen; – de voorstoelen als u grote voorwerpen moet vervoeren. zwaarste voorwerpen plaatst u zo laag mogelijk op de laadvloer.
treKHaaK A = 776,5 mm. Kogeldruk, maximaal toegelaten mas- sa’s van geremde en ongeremde aan- hangwagens: raadpleeg de paragraaf “Massa’s” in hoofdstuk 6. Voor de montage en de gebruiksomstan- Indien de trekhaakkogel de nummer- digheden van de trekhaak raadpleegt u plaat of de mistlamp achteraan aan het de montagevoorschriften van de fabri- zicht onttrekt, moet u hem afnemen wan-...
sCHeiDinGsnet Het scheidingsnet aanbrengen van het net 2 (afhankelijk van de auto) – Bovenkant: steek de poten aan de einden Dit bevindt zich in de achterklep. van het net in de haken 1; – onderkant: maak de riemen 3 vast aan de Het kan worden vastgemaakt achter de bevestigingsringen 4 op de bodemplaat.
Pagina 138
Hoofdstuk 4: Onderhoud Motorkap ................Peilen.
MOtOrkap (1/2) Openen Controleer na werkzaamheden Trek de hendel 1 naar u toe. in de motorruimte of er niets Til de motorkap enkele centimeters omhoog is vergeten (lappen, gereed- en duw de hendel 2 naar links. schap, enz.). Hierdoor kan de motor beschadigd Trek de motorkap omhoog, maak daarna Kom niet onder de motorkap raken.
Pagina 140
MOtOrkap (2/2) Sluiten Controleer of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Maak de steun vrij en zet hem weer vast in de klem 5. Laat de kap naar beneden zakken en laat hem de laatste 20 cm los. Hij vergrendelt door zijn gewicht.
peIlen (1/2) Interval voor het vervangen Raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan de ventilateurmotor onver- wacht gaan draaien. koelvloeistof regelmatige controle van het peil Risico van verwonding. Controle van het peil moet bij stilstaande Controleer regelmatig de peilen van de motor en op horizontale ondergrond plaats-...
peIlen (2/2) peil 3 Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt met het slijten van de remblokken maar het mag nooit beneden het “MInI"”-merkteken komen. Als u zelf de slijtage van de schijven en trommels wilt controleren, dan kunt u bij de merkdealer of op de web-site van de con- structeur een document verkrijgen met een controlemethode.
12 V-aCCu (1/2) Open nooit het deksel 1 van de accu. De capaciteit van uw 12 V-accu kan vermin- deren, vooral als u uw auto gebruikt: – als de buitentemperatuur daalt; – bij langdurig gebruik van stroomverbrui- kers (radio enz.) bij stilstaande auto enz. Vervangen Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, advi- seren wij dit over te laten aan uw merkdea-...
Pagina 144
12 V-aCCu (2/2) Sticker A Houd u aan de indicaties op de accu: – 2 open vuur en roken verboden; – 3 oogbescherming verplicht; Niet onder de motorkap werken – 4 op afstand van kinderen houden; als de auto wordt opgeladen of –...
BandenSpannIng D: bandenspanning van de voorwielen op de autosnelweg. E: bandenspanning van de achterwielen op de autosnelweg. Bijzonderheid vol belaste auto (maximaal toegelaten totale massa) en met een aan- hangwagen: er geldt een maximale snel- heid van 80 km/uur en de bandenspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar.
OnderhOud Van de CarrOSSerIe (1/2) Wat u niet moet doen Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- Ontvet of reinig de mechanische delen (bijv. Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de motorruimte), bodemplaat, scharnie- met door onze technische diensten gese-...
OnderhOud Van de CarrOSSerIe (2/2) rijden door een wasstraat Schoonmaken van de Houd bij het rijden op pas geasfalteerde wegen afstand van de andere auto’s om be- koplampen Zet de schakelaar van de ruitenwissers in de schadiging van lak en ruiten door opspat- stand Uit (raadpleeg hiervoor de paragraaf De koplampen hebben een “kunststof ruit”, tend grind te voorkomen.
Pagina 148
OnderhOud Van de BInnenBekledIng (1/2) ruiten van instrumenten textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- deurbekleding ...) (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
OnderhOud Van de BInnenBekledIng (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
Pagina 150
Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band ................Reservewiel .
Lekke band/reservewieL In geval van een lekke band gebruikt u, af- Om bij het reservewiel te kunnen komen hankelijk van de auto, het reservewiel of een – Zet de achterklep open. pompset (raadpleeg de volgende bladzij- – Zet de moer los met de wielmoersleu- des).
POMPseT vOOr de banden (1/5) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
Pagina 153
POMPseT vOOr de banden (2/5) Pompset C Contactsleutel in de stand “accessoires”, handrem aangetrokken, Gebruik in geval van een lekke band de set – maak de dop van het ventiel van het be- onder het dashboardkastje. treffende wiel los en zet de aansluiting 6 Open de set, verwijder de doppen 1 en 3 op het ventiel vast;...
Pagina 154
POMPseT vOOr de banden (3/5) – plak de sticker met de rijvoorschriften 9 voorzorgsmaatregel bij het gebruik van op een voor de bestuurder zichtbare de set plaats op het dashboard; De set mag niet langer dan 15 minuten aan- – berg de set op; eengesloten gebruikt worden.
Pagina 155
POMPseT vOOr de banden (4/5) draaiende motor, parkeerrem vastgezet, – na maximaal 15 minuten stopt u het pompen om de spanning af te lezen (op – rol de slang van de fles uit; de manometer 14). – sluit de slang 12 van de compressor aan nb: terwijl de fles leegloopt (ongeveer bij de toevoer van de fles 17;...
Pagina 156
POMPseT vOOr de banden (5/5) – Plak het etiket met de rijvoorschriften op voorzorgsmaatregel bij het gebruik van een voor de bestuurder zichtbare plaats de set op het dashboard; de set mag niet langer dan 15 minuten aan- – Berg de set op. eengesloten gebruikt worden.
GereedsCHaP sierdopsleutel 9 Voor het verwijderen van de wieldoppen. krik 7 Raadpleeg de paragraaf “Verwisselen van een wiel” in hoofdstuk 5. sleepoog 8 Raadpleeg de paragraaf “Slepen: storing” in hoofdstuk 5. Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen.
wieLdOPPen, wieLen wieldop 1 wieldop 3 (wielbouten afgedekt) (wielbouten zichtbaar) Verwijder hem met behulp van de sierdop- Om alleen de wieldop te verwijderen, drukt u sleutel 2 (onder het gereedschap), door het op de met pijlen aangegeven plaatsen. haakje voldoende in de opening bij het ven- Draai de wieldop zo dat de bevestigingspun- tiel te steken (om de metaaldraad aan de ten achter de wielbouten vrijkomen.
verwisseLen van een wieL (1/2) Ga door met vastzetten om de voet goed op de grond te plaatsen. Draai de wielmoer- sleutel 3 van de krik om het wiel van de grond los te maken. Als u de auto heeft stilgezet in de berm van de weg, moet u de andere weggebruikers Verwijder de wieldop (indien van toepas-...
Pagina 160
verwisseLen van een wieL (2/2) Draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf. Gebruik voor auto’s met aluminium velgen, de boutgeleider uit het gereedschap voor het loszetten van het laat- ste stuk en het vastzetten van het eerste stuk van de wielbouten.
banden (1/3) veiligheid van de banden – - Deze slijtagecontrolestiften zijn op regelma- tige afstanden over de omtrek van het loop- wielen vlak verdeeld. als het loopvlak van een De banden vormen de enige verbinding band tot aan deze stiften is weggesleten, tussen de auto en het wegdek, het is daarom zoals bij 2, moet u deze band laten vervan- van het grootste belang dat zij in goede staat...
banden (2/3) bandenspanning vervangen van de banden Controleer de spanning bij koude banden, houd geen rekening met een hogere waarde Houd u aan de bandenspanning (inclusief bij warm weer of na een snel gereden rit. die van het reservewiel). Controleer min- stens één keer per maand en voor een grote Indien u de bandenspanning niet bij koude Laat, om veiligheidsredenen...
Pagina 163
banden (3/3) de banden in de winter – winterbanden Wij raden u aan deze op alle wielen te Het gebruik van sneeuwbanden, thermo- – sneeuwkettingen monteren om de grip van uw auto op de plastische rubberbanden of spijkerbanden sneeuwkettingen mogen uitsluitend weg zoveel mogelijk te behouden beperkt de actieradius van de auto aanzien- rond de voorwielen worden gelegd.
kOPLaMPen : vervangen van een lamp (1/2) dimlicht/Grootlicht Lamptype: H4 Gebruik uitsluitend anti-UV lampen van 55W Draai de kap 1 een kwartslag om hem te om de plastic ruit van de koplampen niet te Zorg dat u altijd een doos met reserve- ontgrendelen.
kOPLaMPen : vervangen van een lamp (2/2) Markeringslicht voor richtingaanwijzer Open de klep A onder de wielkuip. Om de Open de klep A in de wielkuip. Om de klep klep goed toegankelijk te maken, draait u het goed toegankelijk te maken, draait u het wiel wiel naar het midden van de auto.
MisTLiCHTen: vervangen van een lamp extra lampen Vraag een merkdealer advies indien u extra lampen (mistlichten of verstralers) op uw auto wilt monteren. De lampen staan onder druk en kunnen openbarsten bij het vervangen. Mistlichten voor 1 Mistachterlicht 2 Risico van verwonding. Omdat soms onderdelen of organen (bumper Omdat soms onderdelen of organen (bumper voor) gedemonteerd moeten worden, advi-...
aCHTerLiCHTen: vervangen van een lamp (1/3) achterlichten Lamptypes Open, afhankelijk van de auto, de klapdeu- 4 richtingaanwijzer ren of de achterklep. Peervormige lamp met bajonetfitting Draai de schroeven 1 los met een P Y21w. Torxschroevendraaier. 5 Markeringslicht en remlicht Maak de onderkant los, daarna de boven- Peervormige lamp met bajonetfitting kant van het licht door het naar u toe te trek- met twee gloeidraden P 21/5w.
aCHTerLiCHTen: vervangen van een lamp (2/3) derde remlicht Vanuit het interieur, verwijder de twee plastic doppen 7. Maak het licht los door met behulp – Uitvoering met achterklep: deze be- van een schroevendraaier in de houder van vindt zich in het midden boven de achter- de metalen klemmetje te duwen.
Pagina 169
aCHTerLiCHTen: vervangen van een lamp (3/3) kentekenverlichting Maak het lamphuis 10 los om bij de lampen te kunnen komen. Draai de twee schroeven 9 los met een Torxschroevendraaier. Lamptype: w5w. Vervang de lampen en plaats het lamphuis terug. 5.20...
ZiJkniPPerLiCHTen: vervangen van een lamp Maak het zijknipperlicht 1 aan de kant van Draai de lamphouder 2 een kwartslag en het portier los met behulp van een platte trek de lamp eruit. schroevendraaier. Lamptype: wY5w. Vervang de lamp en plaats het zijknipperlicht terug.
binnenverLiCHTinG: vervangen van een lamp (1/2) verlichting van het interieur Trek aan de lamp 2 om hem van zijn plaats te halen. Verwijder de lichtkap 1 met een platte schroevendraaier. Lamptype 2: w6w Lamptype binnenlicht achter: w6w Vervang de lampen en zet de lichtkap op zijn plaats.
Pagina 172
binnenverLiCHTinG: vervangen van een lamp (2/2) binnenlicht A binnenlicht B of C Verwijder de lichtkap met een platte schroe- Verwijder de lichtkap met een platte schroe- vendraaier. vendraaier. Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te Trek aan de lamp om hem uit zijn houder te halen.
Pagina 173
12 v-aCCU: pechhulp (1/2) Om vonkvorming te voorkomen: aansluiting van een acculader Maak beide accukabels los, te beginnen met de negatieve kabel. – Zet het contact van de auto uit. de acculader moet geschikt zijn voor een Houd u aan de voorschriften van de fabri- –...
Pagina 174
12 v-aCCU: pechhulp (2/2) starten met starthulpkabels Controleer of de kabels A en B elkaar ner- gens raken en of de positieve kabel A (+) Als u voor het starten de accu van een geen metalen delen van de hulpauto raakt. andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels (met groot oppervlak) bij een Start de motor en maak de kabels A en B in...
ZekerinGen (1/2) Raadpleeg de sticker en de verklaring op de volgende bladzijde voor het bepalen van de te controleren zekering. Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de zekeringplaat om reservezekeringen in te steken. Zekeringkastje Tangetje 1 Controleer de staat van de zekeringen als Verwijder de zekering met het tangetje 1, een elektrisch apparaat niet werkt.
Pagina 176
ZekerinGen (2/2) bestemming van de zekeringen (aFHankeLiJk van de UiTvOerinG) Bepaalde functies worden beschermd door zekeringen in de motorruimte. symbool bestemming symbool bestemming Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- seren wij het vervangen van deze zeke- Binnenverlichting, elektrische ringen over te laten aan een merkdealer.. Radio, display, airconditioning, î...
rUiTenwisserbLaden (1/2) vervangen van de ruitenwisserbladen voor Contact uit, til de ruitenwisserarm A lichtjes omhoog. Trek het lipje 1 naar boven. Verschuif het blad in de richting van de pijl. Let op de staat van de ruitenwisserbla- Bij de montage werkt u in omgekeerde rich- den.
Pagina 178
rUiTenwisserbLaden (2/2) vervangen van het Uitvoering met achterklep C ruitenwisserblad achter – Contact uit, til de ruitenwisserarm 7 – Controleer als het vriest, omhoog. voordat u wegrijdt, of de rui- Uitvoering met klapdeuren B – Kantel het blad 8 tot u een weerstand tenwissers voor en achter niet –...
sLePen, PeCH (1/3) soorten pechverhelping bij energiepech In geval van volledige ontlading van de trac- tiebatterij, is iedere vorm van slepen toe- gestaan: slepen op een laadplateau of het slepen op de weg met behulp van het sleepoog (zie volgende pagina’s). elk ander geval van pech enkel slepen op een laadplateau is toe- gestaan.
Pagina 180
sLePen, PeCH (2/3) bij energiepech: slepen Steek vóór het slepen de sleutel in de scha- Zet de hendel in stand n. kelaar om de stuurkolom te ontgrendelen. Bij volledige ontlading van de tractiebatterij: Draai hem in de stand M. Ṏ –...
sLePen, PeCH (3/3) Toegang tot de sleeppunten Gebruik uitsluitend de sleepogen aan de voorkant en aan de achterkant (nooit de Maak het kapje 3 of 5 los. aandrijfassen). Deze sleeppunten mogen alleen gebruikt worden om de auto mee te schroef het sleepoog 4 zo ver mogelijk slepen en in geen geval om de auto direct of vast: eerst met de hand en daarna met de indirect aan op te hijsen.
radiOvOOrbereidinG (1/2) radio-uitrusting Hogetonenluidsprekers 4 Lagetonenluidsprekers 5 Wip het afdekplaatje los. De aansluitingen van de antenne, van de + en – voeding en van de luidsprekerdraden bevinden zich hierachter. De aanwezigheid en de plaats van deze uit- rustingen zijn afhankelijk van de uitvoering van de auto: 1 apart display (tijd, buitentemperatuur, radio en navigatie);...
– Wijzig niet zelf de bedrading van de auto of van de autoradio want door een verkeerde aansluiting kan de elektrische installatie worden beschadigd (bedrading, organen en in het bijzonder de dynamo). Laat eventuele veranderingen door uw RENAULT-dealer uit- voeren.
Pagina 184
aCCessOires elektrische en elektronische accessoires Controleer voordat u dit type accessoire installeert of dit compatibel is met uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Voor elke installatie van een accessoire waarbij een ingreep op het 12 volt elektrische circuit van de auto nodig is, moet u zich aan de volgende richtlijnen houden: –...
FM-aFsTandsbedieninG: batterijtjes vervangen van het batterijtje Vervang het batterijtje 2. Let op de juiste po- lariteit die op het deksel is aangegeven. van de afstandsbediening n.b.: raak bij het vervangen van het batte- Draai de schroef 1 los om het deksel van de rijtje niet de elektronische printplaat in de afstandsbediening te verwijderen.
sTOrinGen (1/4) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. sTOrinGen MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen De tractiebatterij kan niet worden opgela- Afwezigheid van stroom in de huishou- Controleer uw installatie (hoofdschakelaar, pro- den.
Pagina 187
sTOrinGen (2/4) sTOrinGen MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen De aanvullende verwarming werkt niet Geen brandstof meer in de tank. Vul de tank zo snel mogelijk. raadpleeg de paragraaf “tank aanvullende verwarming” in hoofdstuk 1. De programmeerbare verwarming werkt Aan een van de gebruiksvoorwaarden is Raadpleeg de paragraaf “Verwarming, aircon- niet.
Pagina 188
sTOrinGen (3/4) Tijdens het rijden MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen Het sturen gaat zwaar. Oververhitting van de bekrachtiging. Raadpleeg een merkdealer. Trillingen. Banden te zacht, beschadigd of uit balans. Controleer de bandenspanning: äls deze goed is, laat de staat van de banden dan door een merk- dealer controleren.
Pagina 189
sTOrinGen (4/4) elektrische organen MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische bediening defect. Raadpleeg een merkdealer. Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand.
Pagina 190
Hoofdstuk 6: Technische gegevens Identificatieplaatjes auto ..............Identificatieplaatje motor .
IdentIfIcatIeplaatjes auto de gegevens op het constructeursplaatje 5 Max. toegelaten treinmassa: auto met moeten bij eventuele klachten en bij het aanhanger. bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. 6 MMTA (max. toegelaten massa) geme- ten onder de vooras. constructeursplaatje A 1 Naam van de fabrikant. 7 Max.
IdentIfIcatIeplaatje motor/motorkenmerk Identificatieplaatje motor motorkenmerk de gegevens op het motorplaatje C Type motor 1: 5AM moeten bij correspondentie en bij het be- stellen van onderdelen altijd worden ver- meld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor.
massa’s (in kg) de aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. raadpleeg de merkdealer. midden lang max. toegelaten totaalmassa (mmac) De massa's staan op het constructeursplaatje (raadpleeg max. toegelaten treinmassa (mtr) de paragaaf “Identificatieplaatjes”...
Pagina 195
maten (in meters) (2/2) 2 zitplaatsen 5 zitplaatsen midden lang H (onbelast) d r a a i c i r k e l s t u s s e n 10,7 11,9 stoepranden d r a a i c i r k e l s t u s s e n 11,2 12,4...
onderdelen en reparatIes De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
plaatwerkcontrole (1/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.14...
Pagina 204
plaatwerkcontrole (2/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.15...
Pagina 205
plaatwerkcontrole (3/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.16...
Pagina 206
plaatwerkcontrole (4/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.17...
Pagina 207
plaatwerkcontrole (5/5) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. VIn : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: stempel Datum reparatie: stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: stempel Datum reparatie: 6.18...
Pagina 213
à999105017Rñ í ê ä RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60...